WELKOM IN VREDE

Sphinx

Beginpagina algemeen
Beginpagina Farao's

Beginpagina Goden

Contactformulier

Overzicht van de dynastieën

Alle farao's op een rijtje

De Koningslijsten

Verklaring van enkele begrippen

De oude Egyptische boeken

Beschrijvingen van historische plaatsen

Beschrijvingen van enige Egyptologen

Beschrijvingen van belangrijke vondsten

Fotoalbums

Reisverslagen Egypte

 
 

Olette bij deze ter controle het Opetfestival

 

Het Opet festival
in het oude Egypte



 

 

 

Het Opet festival
in het oude Egypte

 

Olette Freriks-Crum


 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Schrijver: Olette Freriks-Crum
Coverontwerp: SQOOP Enschede
Vormgeving: André de Ruiter
ISBN:
© Olette Freriks-Crum

 

 

 

 

 

Inhoud
Opet-festival
De kalender van het Oude Egypte
Het Opet-feest de Ka
Goddelijke barken
Karnak - Amduat
Symbolisatie
Van Koptos tot Karnak
Hymne aan Min
Welke koningen hebben gebouwd voor het Opet feest.
Legenda Karnak
De vroegste getuigenis van het festival
Koning Amenhotep I
Koning Thutmosis I
Koningin Hatshepsut
Cheper-terug-reis-naar-Karnak
Hal der offers
De-Djeser-djeseru-re
De Rode kapel van koningin Hatshepsut in Karnak
Het Verhaal van het Opet feest op de Rode Kapel van Koningin Hatshepsut
Blok 226 – scene 1 - zuid wand.
Blok 300 - Scène 2
Blokken 300 en 26 - Scène 3 - Oostzijde
Blok 26 - Scène 4 - Oostzijde
Blok 305 - Scène 6 - oostzijde
De terugreis naar Karnak
Het traject over water.
Blokken 104 - en 171- Oostzijde
Aankomst in Karnak.
Blokken 102 – en 128 - Scène 4
Blokken 66 - en 61 -  Scène 5,  Westzijde
Blok 66 - Scène 6 - Westzijde
Het lied van de harpist
Blok 130 - Scène 7 -
Blokken 173 en 216
Thutmosis III
Het zonnealtaar
7e pyloon obelisken
Heraldische zuilen
Albasten kapel
Kapel van troonsbestijging
Navigatie van Hathor
Koning Amenhotep II
Koning Thutmosis IV
Amenhotep III
Luxor tempel… Waset Ipet Resyt… Thebaanse zuidelijke heiligdom
Toetanchamon
De liederen
Het Opet-feest in de Processie colonnade van de Luxor tempel.
Het Opet-feest in de Processie colonnade van de Luxor tempel.
Koning Horemheb
Grote Hypostyle Zaal
Koning Ramses II
Ramses III
Medinet Habu
Herihor
Piankhi Piye
Het vervoer van Karnak tempel naar Luxor tempel door de jaren.
Verschillende sfinxen
Opet was echter niet alleen een feest van koninklijke identificatie met Amon.
Terug naar Karnak
Eerder verschenen van deze auteur:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Opet-festival

Het jaarlijkse Opet Festival, was niet gekoppeld aan de kosmische kalender, maar aan de burgerlijke kalender.
Hierdoor kon het festival ook plaatsvinden in een periode waarin de Nijl niet buiten zijn oevers trad. Het festival kent een lange traditie.

1-0

De meest duidelijke voorstellingen dateren echter uit de tijd van koningin Hatshepsut uit het Nieuwe Rijk, het is een vruchtbaarheidsfestival waarin de bark van Amon met toen nog aan boord van dezelfde bark zijn vrouw Mut en hun zoon Chonsu van de Karnak-tempel naar Luxor tempel reisden.
Vanaf de regering van koning Amenhotep III kregen Mut en Chonsu hun eigen bark.
Opet begon in de tweede maand van Akhet (Akhet is van midden juli tot midden november).
En tijdens de regering van koningin Hatshepsut en Thutmosis III  begon het feest op dag 15 van dit seizoen en duurde 11 dagen.
Ten tijde van de regering van Ramses III in de 20e dynastie begon het feest op dag 19 van de tweede maand en strekte tot de derde maand van Akhet dag 12.
Misschien is het daarna zelfs nogmaals met drie dagen verlengd tegen het einde van zijn regering, de viering zou dan 24 dagen zijn in de tempel in Medinet Habu en 27 dagen van feestelijkheden op de oostelijke oever en hierin viel dan ook de reis met alle rituelen die de koning moest maken van Karnak naar de Luxor tempel.
Het festival lijkt te zijn doorgegaan in de Romeinse tijd, vergelijk de waarschijnlijke referentie in Esna en echo's daarvan kunnen hebben overleefd in Koptische en islamitische vieringen.
De naam van het festival, heeft betrekking op die van Luxor Tempel, dat misschien de Boven-Egyptische tegenhanger was van een eerdere Heliopolitaan IpAt de zuidelijke specificatie die de Luxor-tempel relateert aan het noordelijke heiligdom en niet aan Karnak.
De relatie van het Opet Festival met Heliopolitische prototypes zou een aantal Heliopolitische toponiemen verklaren die in de Luxortempel voorkomen als waarschijnlijke verwijzingen naar delen of aspecten van Luxor.

1-0a

 

 

De kalender van het Oude Egypte

De oude kalender van Egypte waar onze huidige kalender vanaf stamt, telde drie seizoenen, opgedeeld in vier maanden van elk 30 dagen, die weer in drie decaden onderverdeeld wordt.
Aan deze 360 dagen werden nog vijf dagen toegevoegd, zodat het kalenderjaar in totaal 365 dagen bedroeg.
    Akhet of Overstroming                                    
1  1e maand van Akhet                     Thoth                          
2  2e maand van Akhet                     Paophi                        
3  3e maand van Akhet                     Hathyr                         
4  4e maand van Akhet                     Choiakh                      
    Peret of Zaaitijd                                                  
5  1e maand van Peret                      Tybi              
6  2e maand van Peret                      Mechir                        
7  3e maand van Peret                      Phamenoth                
8  4e maand van Peret                      Pharmuti                    
     Shemu of Oogsttijd                                           
9  1e maand van Shemu                   Pachon                        
10 2e maand van Shemu                 Payni                           
11 3e maand van Shemu                 Epiphi                         
12 4e maand van Shemu                 Mesori                        

De vijf toegevoegde dagen waren voor, dag 1 Osiris, dag 2 Isis, dag 3 Seth, dag 4 Nephthys, dag 5 Horus de Oudere.
Het kalenderjaar begon met het inundatie seizoen Akhet dat was van half juli tot half november dan komt Peret en dat is van half november tot half maart en als laatste Shemu van half maart tot half juli.
En daar had het Opet-festival dus alles mee te maken want de Egyptenaren waren vreselijk bang dat de overstroming niet goed zou zijn, want die was nodig om de gewassen te laten groeien anders kwam er hongersnood.
Egypte is altijd zowel vroeger al nu nog volkomen afhankelijk van de Nijl. Zonder Nijl geen leven mogelijk in Egypte, dus door de rituelen die tijdens het Opet-festival werden uitgevoerd werden de goden in een goede stemming gebracht om de heilige rivier goed te laten overstromen en een dikke laag van zijn Kemet (zwarte aarde) achter te laten zodat er een goede oogst kwam.

 

 

 

 

 

2-0

 

 

 

 

 

Het Opet-feest de Ka

Het Festival van Opet was een van de belangrijkste en langstlopende festivals in het Nieuwe Rijk.
Op het hoogtepunt van dit belangrijke feest werd de regerende koning geïdentificeerd met de Ka van Amun-Ra.
De Ka betreft een concept zonder exacte links naar de moderne spiritualiteit, maar wordt vaak een aspect van de ziel genoemd.
Men zal de term vaak zien vertalen als ziel of geest, de ka was veel meer dan dat.
In de vroege oude tijden van de Egyptische geschiedenis kan de ka mannelijke potentie hebben aangegeven en in alle perioden wordt hij gebruikt als een term voor de creatieve en ondersteunende kracht van het leven.
Het voornaamste doel van het Opet-festival was de verjonging van de ka-ziel van de regerende farao.
Tevens zou zijn koningschap dan worden vernieuwd.
Hiervoor was een ‘heilig huwelijk’ tussen de goden Amon-Ra en Mut nodig, dit huwelijk diende ieder jaar opnieuw plaats te vinden in de Luxor tempel die hier ook wel de zuidelijke Harem genoemd wordt.
De geboorte van hun zoon, de maangod Chonsu speelde hierbij een belangrijke rol.

3-0

Goddelijke barken

Centraal in deze festivals stonden prachtige processies waarin priesters de gouden, met juwelen versierde godenbeelden vervoerden in kleine draagbare heiligdommen in de vorm van barken.

4-0

Deze kleine barken waren ook belegd met bladgoud en ingelegd met kostbare edelstenen van lapis lazuli, turkoois en carneool.
Elke godheid had zijn of haar eigen heilige bark die priesters vervoerden op hun schouders door middel van lange dragende palen die aan de barken waren bevestigd.
Twee indrukwekkende boegbeelden bij de boeg en achtersteven van elke bark identificeerden de eigenaar.
Amuns bark had het ramshoofd als boegbeeld sinds dat dier voor hem heilig was, Mut had een vrouwenhoofd voor en achter, elk met de dubbele kroon en Chonsu had valkenkoppen met de maansikkel en de zonneschijven. 
Sinds de opening van de sfinxenallee hebben we prachtige replica's van de deze barken.
Alleen op de Mut bark is men de kronen vergeten op het hoofd van de boegbeelden van de godin Mut.  
Festivalprocessies vertrokken vanuit het binnenste heiligdom van de Karnak tempel en trokken langs de heilige sfinxenallee in de tijd van koningin Hatshepsut naar de heilige kapel die er toen was.
De Luxor tempel zoals wij hem kennen is pas gebouwd door Amenhotep III in de 18e dynastie en later het eerste hof en de pyloon door Ramses II in de 19e dynastie.
Maar onder Toetanchamon werden de barken naar de Nijl gebracht waar de grote Userhat bark wachtte en vele binnenvaartschepen die hen verder stroomopwaarts over de Nijl naar de koninklijke gedenktempel brachten die op de oever van de stad Thebe stond.
De Userhat bark was gebouwd van cederhout uit libanon en bedekt met electron dit is een natuurlijke samenstelling van goud en zilver.
Zijn boeg en achtersteven waren versierd met een ramshoofd, heilig voor de god.
De bark had een lengte van 65 meter.

4-0a

Karnak - Amduat

Karnak en Luxor tempels kunnen worden gezien als een bovenaards Amduat boek, dit is een van de dodenboeken die we vaak terugzien in de koninklijke graven in het Dal der koningen.
De tempels zijn geheel gebouwd voor het Opet-festival en de god Amon, Mut en Chonsu spelen hierin de grote hoofdrollen.
Vooral Amon als de vruchtbaarheidsgod, Amon-min-Kamutef.
In deze vorm staat hij vele malen afgebeeld op de vroege witte kapel van koning Sesostris I uit de 12e dynastie.
Amon-Min-Kamutef was een versmelting tussen de God Amon van Karnak en de god Min van Koptos.
De viering van het Opet-festival is de reden van het bestaan van deze enorme tempelcomplexen en gaat over verjonging en de vernieuwing van de goden en de koning.
Maar eigenlijk over het overstromen van de Nijl die het vruchtbare zwarte slib de Kemet moest achterlaten en zo kon er weer worden gezaaid en geoogst voor het broodnodige voedsel voor het volk.
Er is maar 1 koningsgraf waar het gehele Amduat boek in staat afgebeeld en dat is KV34 van koning Thutmosis III.
In zijn grafkamer staat een vroege versie van het Amduat boek.

5-0

Symbolisatie

Hatshepsut beeldde het festival af op de zuidelijke muur van haar Rode Kapel in Karnak en op de zuidoostelijke muur van het bovenste terras in haar dodentempel in Deir el-Bahari.
Thutmosis III beeldde het Opet-festival af op de noord-zuidmuur van de feestzaal van de Akhmenu-tempel, gelegen achter de hoofdtempel van Karnak.
De scènes van de Rode Kapel en Akhmenu tonen de belangrijkste deelnemers aan het festival farao, priesters, muzikanten en tonen geen andere mensen zoals edelen, soldaten en roeiers die staan wel afgebeeld in de Deir-el-Bahari tempel.
Het feit dat dit alleen in de Deir-el-Bahari tempel was afgebeeld, kan worden verklaard door het doel van deze gebouwen.
De Rode Kapel was een heiligdom dat in het midden van de tempel was geplaatst en niet toegankelijk was voor niet-ingewijden, zo ook de zogenaamde Festival Hal in Akhmenu.
Maar het bovenste terras van de Deir el-Bahari-tempel was de echte feestzaal, die toegankelijk was voor het gewone volk.
Deze omstandigheid bepaalde waarschijnlijk het onderwerp en de verschillen in representatie van het Opet-festival.
Laten we nu overgaan tot de bespreking van de oriëntatie van de tempelstructuren en de scènes van het Opet-festival.
Er moet aandacht worden besteed aan het feit dat de Rode Kapel op een oost-westas was georiënteerd, volgens het pad van de zonnegod die uit de het heiligdom kwam en zich bewoog naar het westen.
Dit pad symboliseerde klaarblijkelijk de verplaatsing van de zon naar de plaats waar ze onderging.
Zo symboliseerde de route van het Opet-festival van Karnak naar Luxor de nachtelijke ondergrondse reis van de zon, die wordt afgebeeld in het Amduat Boek.
Kort na de dood van Hatshepsut is de Rode Kapel ontmanteld door Thutmosis III die de 6e pyloon en het eerste Granieten Heiligdom op zijn plaats bouwde.
Nu is de Rode Kapel gereconstrueerd in het Openluchtmuseum in Karnak nadat hij als vulling samen met de witte kapel van koning Sesostris I is teruggevonden in de derde pyloon die gebouwd is door Amenhotep III.
Allereerst heeft de iconografie van Amun-Re's draagbare bark verschillende kenmerken die lijken op de nachtboot van Re afgebeeld in het Boek van Amduat.
In het midden van de zonneboot staat de oude zon, die naar het westen komt; onder zijn metgezellen, evenals op een draagbare bark van Amun-Re, zijn de "Meesters van de bark" en de "Piloot van de bark “, de bark staat op de achtersteven.
De rol van de piloot op de ceremoniële bark werd uitgevoerd door de koning.

 

5-2

5-2a
Er moet aandacht worden besteed aan de vorm van een waaier boven de bark van Amun-Re, in de scènes van de reis van Karnak naar Luxor bestaat hij uit dicht opeengepakte struisvogelveren die lijken op de ondergaande zon aan de horizon, en in de scènes van de op de terugweg worden de waaierveren rechtgetrokken, waardoor de zonnestralen worden nagebootst.
Dit komt overeen met de symbolische betekenis van de terugreis die samenhangt met het verschijnen van de zon in het oosten toen de god, na de nachtreis, kracht en macht kreeg en de wereld verlichtte.
Waarschijnlijk moeten we in deze context de zes tussenstations beschouwen die door Hatshepsut tussen de tempels van Karnak en Luxor zijn gebouwd en die op weg naar Luxor als rustplaats van de bark van Amon-Re dienden.
De stations symboliseerden mogelijk de ruimtelijke en temporele stadia van de nachtelijke reis van de zon in de onderwereld en kwamen overeen met de eerste zes uren, d.w.z. tot de eerste helft van de nacht.
Deze associatie wordt bewezen door het feit dat sommige Egyptische gebouwen leken op de uren van de dag- en nachtreizen van de zon.
De kamers van de Karnak-tempel kwamen bijvoorbeeld overeen met de dag uren van de reis van de zon aan de hemel - dit wordt bevestigd door de reliëfscène van de 4e pyloon van de Karnak-tempel waarop Thutmosis III, Amon-Re aanbidt op "het negende uur van de dag".
Een ander voorbeeld is de hal van de tempel van Luxor met twaalf pilaren die vermoedelijk de uren van de zon symboliseren.
Daarom konden de door Hatshepsut gebouwde tussenstations tussen Karnak en Luxor, elk met een ingang vanuit het westen en een uitgang vanuit het oosten, de nachtelijke uren en de valleien van Duat symboliseren.
De intrede van de zonnebark in de kapel symboliseerde waarschijnlijk de intrede van Re in een van de nachtvalleien van Duat.
Aan het einde van de riten in de kapel kwam de bark uit het gebouw, dit betekende, zoals we suggereren, de gelukkige passage van Re door de vallei.
Als we de parallel tussen de route van het Opet-festival en de nachtelijke reis van Re accepteren, kunnen we denken dat de tempel van Luxor, waar de processie uiteindelijk binnenkwam, werd geassocieerd met het zevende uur van Duat - het rijk van de god Osiris.

 

 

 

 

Van Koptos tot Karnak

We gaan even terug naar het begin, wanneer is dit allemaal begonnen, want van wat we net hebben gelezen zijn we allang in de 18e dynastie en is het met de uitvoering van het feest al heel ver gevorderd.
Maar het moet ergens begonnen zijn. 
Er wordt wel gezegd dat er in het Oude Rijk al een soort Opet-festival was maar dat moet heel eenvoudig zijn geweest.
En de vraag is voor wie want van de god Amun was nog geen sprake die kwam pas op in het Middenrijk.

Koptos, het Oudegyptische Gebtiu en nu het moderne Qift ligt op de oostoever van de Nijl, 43 km ten noorden van Luxor.
Het was de hoofdstad van de vijfde nome (provincie) van Egypte tijdens het Oude Rijk.
De belangrijkste god van Koptos was Min, die ook in Akhmin werd vereerd.
Koptos was van belang omdat het aan het begin lag van de weg door de Oostelijke Woestijn richting de Rode Zee.
De weg ging door de Wadi Hammamat tot EL-Qusier (Myos Hormos).
De Oostelijke Woestijn was een belangrijke bron van goud, koper en zandsteen. De handel naar de Rode Zee was een van de knooppunten van de handelsroute van Alexandrië naar India.
De oude stad Koptos is slecht bewaard gebleven vooral de graven en de tempels. Veel is er zelfs helemaal vernietigd.
De grote tempel was origineel gewijd aan de god Min, maar in latere tijden nam Min Isis als zijn vrouw in Koptos en werd de tempel ook aan haar gewijd.
De tempel werd vergroot onder Ptolemaeus II Philadelphus.

Tijdens de 6e dynastie was koning Pepi II actief in het gebied en liet diverse expedities ondernemen naar de steengroeven van de Oostelijke Woestijn.
Uit het Middenrijk zijn funeraire stèles en tempelreliëfs bekend. 
Tijdens het Nieuwe Rijk liet Thutmosis III de grote tempel van Min, Isis en Horus herbouwen.
Aan het eind van de 11 dynastie is Thebe het huidige Luxor de hoofdstad geworden en is Min vereenzelvigd met Amon als Amon-Min-Kamutef, wat betekend “Stier van zijn moeder” en is koning Sesostris I begonnen met de bouw van de Karnak tempel.
De god Min, de vruchtbaarheidsgod en nadat de goden waren samengesmolten kwam het Heb-set festival meer naar voren en ging men dit vieren om de kracht van de koning te bepalen.
Want later werd ook als de koning terugkwam van Luxor een gedeelte van het Heb-Set festival uitgevoerd maar dat werd gedaan voor Amon-Min-Kamutef en die was er ook nog niet in het Oude Rijk evenmin als een Karnak tempel.
De originele naam van de god Min is Menu en hij is al bekend in het pre-dynastieke Egypte.

In 1893 heeft de Egyptoloog William Flinders Petrie 3 enorme beelden van deze god opgegraven in Koptos deze staan nu in het Ashmoleon museum in Oxford. Min was altijd afgebeeld als een gemummificeerde man strak rechtopstaand met een kap op het hoofd en daarop de 2 grote pluimen zoals de god Amon ze ook had.
Zijn benen stonden strak tegen elkaar aan en in zijn linkerhand houdt hij zijn penis vast en zijn rechterhand was los van de windsels en die arm houdt hij altijd omhoog en daar houdt hij de vlegel in vast.

6-0

Hymne aan Min

Aan Min van de fallus en de dorsvlegel bied ik mijn lof aan.
Beschermer van de maan, verrijker van de aarde,
O Min die zijn arm opheft, die de twee pluimen draagt,
eter van sla, zaaier van zaad, O Min
van vele festivals, O Min van grote processies,
stevig van voet, vruchtbaar van geest, krachtig van wil,
O krachtige en viriele god, ik roep je aan.
Grijper van je mannelijkheid, aanzet tot passie,
schenker van een bloeiend veld en een vruchtbare baarmoeder,
de jouwe is het geschenk van opwinding, de zegen van lust.
Vriend van de boer, beschermer van het huishouden,

6-2

Welke koningen hebben gebouwd voor het Opet feest.

bouwwerk

tijd

Dyn.

 

      heilige der heilige  eerste en kapel-Witte

Middenrijk

12

Sesostris I

kapel Grote en kapel-Alabaster

Nieuwe Rijk

18

Amenhotep I

4e en 5e pyloon en obelisken

Nieuwe Rijk

18

Thutmosis I

Rode Kapel en obelisken Karnak, Tempel Djeser-Djeserure Deir el-Bahari 3e terras, geboorte reliëfs 2 terras

Nieuwe Rijk

18

Hatshepsut

Akhmenu, zonnekapel, Botanische tuin, Kapel voor Amun-Re Horachty, obelisken,6e & 7e pyloon, albasterkapel Karnak

Nieuwe Rijk

18

Thutmosis III

Kapel die nu staat tussen de 9e en 10e pyloon

Nieuwe Rijk

18

Amenhotep II

2 kapellen die nu in het openluchtmuseum staan een alabaster en een hele grote kapel.

Nieuwe Rijk

18

Thutmosis IV

3e pyloon, en 10e pyloon, en de Mut tempel in Karnak, Het achterste gedeelte van de Luxor tempel tot en met de Colonnade gang in Luxor.

Nieuwe Rijk

18

Amenhotep III

Prachtige afbeeldingen van het Opet festival op de zijmuren van de colonnade hal van Luxortempel

Nieuwe Rijk

18

Toetanchamon

2e en 9e pyloon en de 10e pyloon afgemaakt Karnak

Nieuwe Rijk

18

Horemheb

Hypostyle hal, Karnak

Nieuwe Rijk

19

Seti I

Hypostyle hal, Karnak en eerste hof van Luxortempel met de pyloon en de obelisken en de Sfinxen met de ramskoppen.

Nieuwe Rijk

19

Ramses II

Barkkapel op de eerste hof

Nieuwe Rijk

19

Seti II

Schrijn in de eerste hof, Karnak en Medinet Habu, Chonsu tempel 

Nieuwe Rijk

20

Ramses III

De negatieve navigatie, bootjes in de Chonsu -tempel, Karnak.

3e tussentijd

21

Herihor

Kapel voor de 2e pyloon, en kapel voor de kapel van Amon-re-Horachty achterin de Karnak tempel.

Nubische

25

Taharka

De eerste pyloon en de Baab el Melacha en de huidige Sfinxenallee met de sfinxen met menselijke hoofden.

Late tijd

30

Nectanebo I

 

 

 

 

 

 

6-3

 

 

 

 

Legenda Karnak

1.           1ste pyloon
2.           2e pyloon
3.           3e pyloon
4.           4e pyloon
5.           5e en 6e pyloon
6.           Achmenu van Thutmosis III
7.           De hypostyle hal
8.           Het heilige meer
9.           Tempel van Montu
10.         Tempel van Chonsu
11.         7e pyloon
12.         8ste pyloon
13.         9e pyloon
14.         10e pyloon
15.         Barkstations
16.         Sfinxenallee van 10e pyloon naar Mut tempel
17.         De kade voor het vertrek van bark van Amon over water
18.         Tempel van Opet
19.         Tempel van Mut
20.         De omheiningsmuur van het gebied van Amon
21.         Omheiningsmuur van het gebied van Mut
22.         Omheiningsmuur van het gebied van de tempel van Montu
23.         Tempel van het Sed-festival van Amenhotep II
24.         Tempel van Chonsu-Pa-Khered (Chonsu het kind)
25.         Tempel van Ramses III
26.         Midden rijks hof met het eerste heilige der heilige
27.         Tempel van Ramses III
28.         Tempel van Ptah
29.         Tempel van het horende oor van Ramses II
30.         Sanctuary van Amon-Min-Kamutef (stier van zijn moeder)
31.         Bark kappelen van Thutmosis III en Hatshepsut.

 

 

 

 

 

 

6-5

 

 

 


De vroegste getuigenis van het festival

Sesostris I uit de 12e dynastie in het Middenrijk, is met de bouw van de Karnak tempel gestart en heeft het eerste heilige der heilige gebouwd.

Hiervan liggen nu nog 3 grote stenen voor de Achmenu die door Thutmosis III er later achter is gebouwd.

Het gebouw van de oudste heilige der heiligen was gebouwd van kleistenen en hier stond dus de eerste bark van Amun in met het cultusbeeld.

Een platform in het gebied van de negende pyloon in Karnak dateert mogelijk uit de regering van Sesostris I, wat de aanwezigheid suggereert van een processieroute die vanuit Karnak naar het zuiden leidt, langs de route van de latere noord-zuid as, die vermoedelijk tijdens het Middenrijk Karnak verbond met een kapel waar later de Luxor tempel is gebouwd.

Op dit platvorm zal de Witte kapel hebben gestaan die nu in het openluchtmuseum staat.

In een prachtige conditie omdat hij is gevonden als vulling van de derde pyloon net als de rode kapel van Hatshepsut.

Amenhotep III had beide kapellen daarin laten wegstoppen.

In veel boeken staat dat Sesostris I deze kapel heeft laten bouwen voor zijn eerste Heb-sed.

Het kan dus zijn dat hij dus voor een barkstation gebruikt is op de heen weg en voor de rituelen van het Heb-sed festival op de terugweg.

7-0

7-0a
7-0b

7-0c
7-0d

7-0e
7-0f

7-0g

Koning Amenhotep I

Troonnaam Djeserkare, wat betekend “Heilig is de ziel van Re”.
2e koning van de 18e dynastie, 1551-1524 v. Chr.
Zoon van koning Ahmose I, de stichter van de het Nieuwe Rijk en de 18e dynastie.
Zijn graf is nog steeds niet gevonden velen denken KV39 in Dra-abu el naga of ANB ook daar in de bergen maar vast bewijs is er voor geen van beiden.
In Karnak heeft hij 2 kapellen laten bouwen ter ere van het Opet-festival een albasten kapel nu in het open lucht museum in Karnak en nog een grotere kapel die ook opgebouwd wordt in het openluchtmuseum.

8-0
8-0a

8-0b

Koning Thutmosis I

Troonnaam Akheperkare wat betekend “groot is de ziel van Re“.
18e dynastie, 1524-1518 v. Chr.
Zoon van koning Amenhotep I en zijn directe opvolger.
Zijn graf is KV38 in het Dal der koningen, maar later is hij herbegraven in het graf van zijn dochter KV20 van koningin Hatshepsut.
Hij heeft de grote feestkapel ofwel de Achmenu gebouwd in Karnak achter de Ipet-Shut, alsmede de 4e en 5e pyloon en 2 obelisken, ter ere van het Opet festival.

8-5
8-5a

8-5b
8-5c

8-5d
8-5e

Koningin Hatshepsut

Terugkomend op het probleem van de oriëntatie van de Opet Festival-scènes in de tempelruimte, de scènes uit de dodentempel van Hatshepsut en de Akhmenu-tempel zijn uitgelijnd op de noord-zuid as en lijken te worden geassocieerd met de post van de koning - reizen naar het noorden - de plaats van circumpolaire sterren waar de overledene voor altijd wilde leven.
Dit leidt tot de suggestie dat het symbolische programma van het Opet-festival verband hield met het postume lot van de farao.
Een ander bewijs voor deze veronderstelling is de aanwezigheid van Osirische motieven in de reliëfs van de Rode Kapel en de Deir el-Bahari-tempel, de Osiride-beelden van Hatshepsut, die de ingang van elk barkstation flankeren en de beelden van Hatshepsut en Thutmosis III, het dragen van de Heb-sed mantel en Sed Festival het ritueel van de vernieuwing van de macht van de koning dat plaatsvond in jaar 30 van de regering en daarna elk derde jaar.
De koninklijke figuren die het Heb-sed-gewaad dragen lijken op de gemummificeerde beeltenis van Osiris zittend op de koninklijke bark, die worden getoond in de scènes van de terugreis naar Karnak.
Dit bewijs verklaart de aanwezigheid van scènes van het Opet-festival in de dodentempel van Hatshepsut, die waarschijnlijk postuum aan dit festival wilde deelnemen, samen met het Feest van de Vallei, vertegenwoordigd op de zuidwest- en noordmuren van het bovenste terras.
Bovendien moet worden gezegd dat de scènes van het Opet-festival uit Deir el-Bahari die de reis van Karnak naar Luxor vertegenwoordigen, zijn gericht op de koninklijke dodenkapellen het symbool van het rijk van Osiris.
Terwijl de scènes die de terugreis van de processie weergeven zijn gericht op de zonnekapellen gewijd aan Amun-Re en Re-Horakhty.
Deze oriëntatie van de feestelijke scènes weerspiegelde de werkelijke route van de processie die van het noorden naar het zuiden, van Karnak naar Luxor en terug.
Deze omstandigheid had zeker een symbolische betekenis, de dodenkapel van Hatshepsut uit Deir el-Bahari, die de etappes van de reis van Re markeerde, bewaart afbeeldingen van de koningin die de goden van dag en nacht aanbidt.
Zoals het register van het zevende uur van Amduat, dat in verband kan worden gebracht met de kapel van Hatshepsut.
Zo werd de koninklijke kapel zowel geassocieerd met de tempel van Luxor als met het zevende uur van de nacht van de Duat.

9-0
9-0a

9-0b

Cheper-terug-reis-naar-Karnak

Deze parallellen stellen ons in staat te suggereren dat de ceremonies die werden uitgevoerd in het heiligdom van Luxor zoals de "Opening van de Mond" op de beelden van Amun-Re en farao de gevechten met de god Apophis symboliseerden.
Het laatste deel van deze ceremonies betekende de vernietiging van chaos en het vestigen van orde, belichaamd in een tempelvorm.
Zo hield de terugkeer van de processie van het Opet-festival in Karnak verband met de tweede helft van de nacht toen de zonnegod en de koning naar de uitgang van de Duat zeilden - naar het oosten waar ze beiden opstonden als Khepri, de ochtendzon, om de dagtocht voort te zetten.
In werkelijkheid werd dit weergegeven door de aankomst van de feestelijke processie naar de oever van de Karnak-tempel, in de tekst van Hatshepsuts obelisk "de horizon van de aarde, de heilige oerheuvel" genoemd.
De oriëntatie van de scènes van het Opet-festival op de zonnekapellen zou enerzijds kunnen worden geïnterpreteerd als de wedergeboorte van de zonnegod die terugkeert naar zijn rijk en opkomt aan de oostelijke horizon en anderzijds de andere kant als de wedergeboorte van de dode koning, die zowel naar het noorden als naar het oosten reisde.
Het is heel goed mogelijk te veronderstellen dat de combinatie van de twee assen in het picturale en feitelijke programma van Opet Festival oost-west en noord-zuid twee betekenissen had,
1. de combinatie van de gods- en koningsculten in het feest en
2. de reis van de zonnegod rond de wereld.
In het algemeen kan men zien dat het uitgebeelde programma van het Opet-festival wordt weergegeven op de zuidmuur van de Rode Kapel waar de scènes op een oost-west as zijn georiënteerd.
Het benadrukt het zonne-aspect van het festival en dat van de Deir el-Bahari-tempel waar de scènes gericht op zijn op de zuid-noord as, het postume lot van de farao.

10-0

10-0a
10-0b

10-0c

Hal der offers

Misschien werd het laatste ritueel uitgevoerd nadat de rite van over de beeltenis van Amun-Re en was er nauw mee verbonden, toen de door Amun-Re gekroonde koning in contact kwam met het vitaliserende zonlicht dat uit het lichaam van de god kwam; en dit leidde tot de vernieuwing van de gouden substantie van het lichaam van de farao.

De huidige studie toont aan dat de rite van zowel op het "zonne-altaar" van het Akhmenu als op het granieten heiligdom werd gehouden. Deze gebouwen, de geboorteplaatsen van de zonnegod, speelden een sleutelrol in de festiviteiten

Het is ook nodig om op te merken dat het Granieten Heiligdom was ingeklemd tussen de zogenaamde Hallen van Offers (wat wij nu het sanctuarium van Hatshepsut noemen) gebouwd door Hatshepsut.

In de mythologische context kunnen deze kamers worden gekoppeld aan de Fields of Offers waar de dode koning arriveerde en de zonne-bark stopte tijdens zijn dagreizen.

Bovendien de offervelden werden geassocieerd met het noordelijke deel van de lucht, met de plaats van de circumpolaire sterren.
Het "zonne-altaar" bevindt zich in het noordelijke deel van Akhmenu en de noordelijke lucht voorstelt.

Als resultaat kunnen we de volgende semantische keten bouwen: "zonne-altaar" = granieten heiligdom = offervelden.
Daarom waren de gebouwen van Thutmosis III zowel gerelateerd aan een specifieke tijd Nieuwjaar als aan het hiernamaals.

11-0

11-0a
11-0b

11-0c
11-0d

11-0e

De-Djeser-djeseru-re

Deze parallellen stellen ons in staat te suggereren dat de ceremonies die werden uitgevoerd in het heiligdom van Luxor zoals de "Opening van de Mond" op de beelden van Amun-Re en farao symboliseerden de gevechten met de god Apophis.

Het laatste deel van deze ceremonies betekende de vernietiging van chaos en het vestigen van orde, belichaamd in een tempelvorm.

Zo hield de terugkeer van de processie van het Opet-festival in Karnak verband met de tweede helft van de nacht toen de zonnegod en de koning naar de uitgang van de Duat zeilden - naar het oosten waar ze beiden opstonden als Khepri, de ochtendzon, om de dagtocht voort te zetten.

In werkelijkheid werd dit weergegeven door de aankomst van de feestelijke processie naar de oever van de Karnak-tempel, in de tekst van Hatshepsuts obelisk "de horizon van de aarde, de heilige oer heuvel" genoemd.

De oriëntatie van de scènes van het Opet-festival op de zonnekapellen zou enerzijds kunnen worden geïnterpreteerd als de wedergeboorte van de zonnegod die terugkeert naar zijn rijk en opkomt aan de oostelijke horizon, en anderzijds de andere kant als de wedergeboorte van de dode koning, die zowel naar het noorden als naar het oosten reisde.

Het is heel goed mogelijk te veronderstellen dat de combinatie van de twee assen in het picturale en feitelijke programma van Opet Festival oost-west en noord-zuid twee betekenissen had,
1. de combinatie van de gods- en koningsculten in het feest
2. de reis van de zonnegod rond de wereld.

In het algemeen kan men zien dat het uitgebeelde programma van het Opet-festival wordt weergegeven op de zuidmuur van de Rode Kapel waar de scènes op een oost-west as zijn georiënteerd.
Het benadrukt het zonne-aspect van het festival en dat van de Deir el-Bahari-tempel waar de scènes gericht op zijn op de zuid-noord as, het postume lot van de farao.

12-0

12-0a
12-0b

12-0c
12-0d

12-0e
12-0f

12-0g
12-0h

12-0i
12-0j

12-0k
12-0l

12-0m
12-0n

12-0o

 

 

 

12-0p

 

 

 

 

De Rode kapel van koningin Hatshepsut in Karnak

De kapel werd ontmanteld gevonden samen met de witte kapel van koning Sesostris I, in de derde pyloon van de tempel van Karnak die is door gebouwd door Amenhotep III en beide zijn nu herbouwd in het openluchtmuseum.

13-0

De constructie van de kapel vond plaats tussen het jaar 17 en 20 van de regering van Hatshepsut, dat wil zeggen het einde van haar regering. Thutmosis III voltooide de constructie om deze later in zijn regering weer te laten ontmantelen.
De kapel werd gebouwd van twee materialen, rood kwartsiet voor de gevels en zwart graniet voor de onderste rand, de deuren en de kroonlijst, waardoor een effect van contrasterende materialen en kleuren ontstaat.
De blokken zijn met elkaar verbonden de zwaluwstaart constructie en elk blok bevat volledige scène, dus geen enkel gezicht van een ander element van de versiering wordt door een blok doorsneden.
Het monument is volledig versierd van de basis tot de top.
De scènes kunnen zowel buiten als binnen in de kapel in reliëf vallen.
De figuren op het graniet zijn getint met een gele kleur, de tekeningen op de kwartsietblokken zijn in natuurlijke maar dynamische kleuren getekend.
De meeste scènes zijn intact, hoewel er nog een deel ontbreekt, waarschijnlijk in Karnak hergebruikt en nog steeds wacht om ontdekt te worden.
De bestaande scènes zijn voorstellingen van het "grote feest van Opet", het mooie en jaarlijkse ceremonie festival dat plaatsvond in het hart van Thebe en waarin Amon en de Farao de hoofdrolspelers waren.
Andere scènes vertegenwoordigen de troonsbestijging van Hatshepsut, inclusief haar kroning door Amon en haar binnenkomst in het paleis.
Thutmosis III staat ook afgebeeld op de scènes waarvan wordt gezegd dat Hatshepsut zich de troon heeft toegeëigend.
Hij wordt op gelijke hoogte afgebeeld als de koningin in de Opet- feestscène maar staat altijd achter haar. 
Dit detail is belangrijk om, Egyptische iconografische conventies, dat de twee vorsten als belangrijk werden beschouwd, wat zou kunnen betekenen dat er een co-regentschap in titel en een verdeling van functies was.
Op de Rode kapel staan dezelfde scènes van het Opet-festival als op het 3e terras van de tempel van Deir-el-Bahari de tempel van miljoenen jaren van de koningin.
Alleen op de Rode kapel staan ze meer uitgebreid en dat is een geluk want de muur in de tempel is vreselijk beschadigd.
Als gevolg hiervan, aan het einde van de regering van Hatshepsut, wanneer Thutmosis III alleen en autonoom zal regeren, zal hij de kapel volledig laten ontmantelen en vervangen door een nieuwe kapel van de boot, dit keer allemaal in graniet.
De materialen van de rode kapel werden hergebruikt als vulmateriaal voor de monumenten die andere Koningen zouden bouwen in Karnak.
De meeste blokken zijn terug gevonden in het binnenste van de 3e pyloon die gebouwd is door koning Amenhotep III.
De resterende blokken werden uiteindelijk gebruikt in andere monumenten die in Karnak werden gebouwd, bijvoorbeeld voor de fundering van de tempel van Ptah, bij de Negende Pyloon die door Horemheb is gebouwd.

 

13-0a

13-0b

Het Verhaal van het Opet feest op de Rode Kapel van Koningin Hatshepsut

Het Opet register op de Rode kapel van Koningin Hatshepsut.
De registers van het Opet feest op deze kapel moeten van beneden naar boven gelezen worden.
De afmetingen van de barken zijn erg groot, zodat men ze op de grootste blokken heeft geplaatst omdat men wilde vermijden dat er een voeg door het tafereel heen liep.
Daarom zijn de heen en terugreis van de processie gescheiden door een register.

14-0

 

 

Blok 226 – scene 1 - zuid wand.

We zijn hier in het heiligdom van Karnak waar de bark van Amon nog op zijn sokkel staat.
De koningin biedt hier wierook aan Amon.
We hebben geen afbeelding van het heiligdom zelf, in tegenstelling met de afbeelding in de tempel van Deir-el-Bahari (blok 273 noordwand).
Toch is er geen twijfel mogelijk dat deze scène zich afspeelt in het heilige der heilige in Karnak.
In werkelijkheid is het gebouw niet afgebeeld, omdat het hier gaat om het heiligdom waarvan deze scène de gevel versierde, dit uitbeelden al was het schematisch zou dubbel werk geweest zijn.
Het is hetzelfde van de uitgebeelde rituelen aan de binnenzijde die zich afspelen rondom de bark die hier in rust staat.
De vierkante sokkel waarop de bark rust is afgebeeld zonder gevolg op de kromlijst.
De echte voetstukken van dit type hebben een gevolg daar zij worden geacht de kapellen te vertegenwoordigen.
Deze sokkel rust zelfs op een horizontale basis waarvan het voorste gedeelte gebogen is, het is de uitbeelding, zeer ingekort en samengevat, van de sokkel van de plaats waar het hoogaltaar zich bevindt.
Voorzien van een kleine toegangstrap voor het voetstuk staan twee altaren.
Deze altaren zijn dikwijls gehouwen uit één blok graniet.
Deze 2 altaren dragen ieder 3 stengels van de papyrus en van de Lotus.
Aan de achterzijde van het altaar worden 2 waaiers in de vorm van Lotusbladeren vastgehouden door eenzelfde teken voorzien van 2 armen.
Het is een kort overzicht van de offerandes en bezwerende (magische) bescherming die harmoniëren op de bark.
De draagbare bark is afgebeeld op een manier, die absoluut identiek is op alle afbeeldingen van de 2 processies 19x in totaal.
De afbeelding is ook nog eender op de afbeeldingen binnen in het heiligdom.
Het heeft geen nut de beschrijving hiervan nog eens te herhalen.
Zij rust op een horizontale balk.
Het is duidelijk dat het hier gaat om twee balken, die parallel lopen om de bark te dragen.
In Egyptisch perspectief lijkt het een balk.
In het midden van deze balk ziet men (niet erg duidelijk op deze afbeelding maar beter op de andere afbeeldingen) de slede waarop de bark is geplaatst, hij vormt een geheel met de draagbalken.
Hij heeft een normale vorm dat wil zeggen verheven aan de voorkant en met een schuine kant aan de achterzijde.
Twee overdwarse balken zijn vastgemaakt onder de draagbalken om alles bij elkaar te houden.
15-0

Zij vergemakkelijken zodoende de stand van het hele apparaat.
Zij lijken op twee kleine vierkante stukken gelegen tussen het stenen voetstuk en de balk de slede maken de slede volkomen overbodig en zijn een overblijfsel uit de tijd dat de bark op deze manier over de grond gesleept werd het dragen maakt de slede nutteloos, maar men behoudt het want het is een element dat behoort bij de primitieve bark.
Geen enkel systeem dat de bark aan de balken is vastgemaakt is hier te zien.
Op de volgende afbeeldingen daarentegen wordt de bark aan de balken vastgemaakt door twee banden in de vorm van een scarabee met ontplooide vleugels, een magisch ornament dat de banden die de bark en zijn steunen vasthouden moet bedekken maskeren en beschermen.
Zijn afwezigheid hier is eenvoudig weg vergeten, in de andere voorstellingen van dezelfde bark wordt de scarabee dan weer uitgebeeld en dan ontbreekt hij weer eens.
Ongetwijfeld was hij soms eenvoudig geschilderd.
De bark zelf is versierd aan ieder uiteinde (op de voor- en achtersteven) met een grote kop van een ram die beide naar voren waren gekeerd, iedere goddelijke droeg aldus het karakteristieke embleem van de eigenaar.
Hier is het de traditionele ram van Amon, met de horens naar voren en de oren omhullend, dit is een nieuwe gedaante van Amon in Egypte en komt uit Nubië.
Op zijn voorhoofd staat een opgerichte uraeus, op het hoofd een kleine zonneschijf dragend, om de hals de ousekh kraag eindigend aan iedere kant met een valkenkap, een enkele kop is zichtbaar op de tekening.
Aan de achterzijde van de bark dragen de twee pilaren met valkenkop ieder een roeiriem met een groot blad en met bovenaan een valkenkop. Aan de voorzijde twee godinnen, rechtop, gedraaid naar de voorsteven, zij moeten zij aan zij geplaatst worden.
De eerste is een godin van en nome.
De andere godin met de veer is de godin Maat.
Vervolgens komt de sfinx, rechtop met een menselijk hoofd hoog gezeten op een steun, aan de voorkant met een uraeus.
Hij draagt een baard en de kroon.
Hij is gekeerd nar de voorzijde van de boot.
Dan komt er nog een sfinx met mensen hoofd die ligt en is gekeerd naar de voorkant van de Naos.
Naast hem de koning die twee ronde potten offert en ook gekeerd staat naar de Naos.
Op de zijkant van de bark vooraan is het Horusoog afgebeeld, in reliëf gegraveerd omdat het is geplaatst op een diepliggend voorwerp.
Het wordt heel dikwijls vergeten misschien was het geschilderd op het houten gedeelte van de bark?
Hij komt voor op de twee drijvende schepen van het 5e register. In het midden van de bark, de Naos de voorgevel is natuurlijk naar de voorkant van de bark gekeerd.
Deze Naos is beschermd, het dak is gebogen en wordt ondersteund door vier kleine pilaren in vorm van tentstokken een op iedere hoek, men ziet er slechts twee.
De Naos wordt altijd aan de zijkant afgebeeld en het blijft de vraag hoe de voorzijde er heeft uitgezien.
Onder de kroonlijst ziet men alleen een gedeelte van de buitenste decoratie, die de zijkant versierde, het was een rij boven elkaar geplaatste uraei, die omlaaggingen tot onderaan de Naos.
Maar deze zijde van de Naos wordt verborgen voor drie vierde deel door een voorhang.
Deze voorhang bedekt de gehele achterzijde, hij wordt gedragen door een valk aangebracht op de hoek van de Naos en die zijn vleugels uitspreidt naar de zijkant en naar de onderkant.
Een tweede valk moest geplaatst worden om de andere hoek van de andere helft van de voorhang op te houden.
Dit gebeurt aan de voorkant tussen de kleine zuil en de Naos.
Het gedeelte van deze zuil, die de afbeelding van de voorhang doorkruist is in reliëf gegraveerd op een manier die verschijnt op de voorhang die diepliggend is.
Deze voorhang, verbergt het heilige beeld en beschermt het tegen ontwijding, want de Naos moet voor alles vertrekken wat speciale risico’s met zich meebrengt.
Voor de voorzuil en voor de achterzuil van het baldakijn, de koning, klein uitgebeeld is geknield en houdt met twee handen de kleine zuil vast die voor hem staat om het hele gebouwtje te ondersteunen.
Natuurlijk moest men hetzelfde personage op de vier hoeken hebben.
Recht en links van de Naos, in het gebied waar ze zitten en wel boven de plankenvloer van de bark.
Wordt een grote waaier in een halve cirkel rechtop gehouden door twee figuren de voorste heeft een oorlogskap op en de achterste een ronde pruik.
Achterop de Naos staat een beschermende formule.
En voorop de Naos staat verticaal “Amon-re meester van de hemel” en de juiste wens van de naam van Amon.
De Naos van de bark moest een bijzondere vorm van de god Amon bevatten, maar we weten niet welke.
Is het de kop van de ram, die dikwijls uitgebeeld wordt op de Naos van de draagbare bark?
Anderzijds deze onzichtbare Amon richt zich persoonlijk tot de koning, zoals de grote god zelf ”ik geef je het leven enz.”.
Deze vorm van Amon heeft behoefte aan de gewone bescherm formule en de levenswens.
Zij ontbreekt bijna nooit in de afbeeldingen van de bark.
Voor het rechthoekige voetstuk, dat de bark draagt, de titel van het tafereel standplaats op de “grote zetel” in Karnak.
De st-wrt moet hier het voetstuk zelf zijn waarop de bark rust.
Het woord kan hier niet het heiligdom aanduiden, zoals vaak het geval is, want wij zouden dan het voorzetsel “in” hebben en niet “op”.
Wij vinden deze uitdrukkingen verder weer.
Deze naam om het voetstuk aan te duiden kan komen van het feit dat het voetstuk zelf niet anders is dan de afbeelding van een kapel.
Achter dezelfde sokkel wordt gezegd, ik geef je hele leven geluk.
De god Amon, of zijn zinnebeeld verborgen in zijn Naos spreekt tegen de koningen net zoals de priester het doet, die de rol van de god speelt.
Op dit tafereel is de naam van de koningin diep uitgehouwen evenals haar afbeelding.
Zij stond rechtop en bood wierook aan.
Zij was volkomen verdwenen net zoals bijna de gehele tekst, die boven haar hoofd stond, er is slechts dit over gebleven, “die niets zelfzuchtig heeft”.
Een opschrift betreffende de ceremonie die de koningin vervult nog voor de plaats die zij bezette, “de bewieroking doen”.
De koningin werd alleen afgebeeld hier omdat wij in het heiligdom zijn, waar alleen zij zeer waarschijnlijk mocht binnen gaan Thutmosis III was slechts een deelgenoot van de 2e rang.
Voordat de bark vertrekt werkt de koningin aan haar zuivering met de wierook.
Dit opende de gehele ceremonie.
De tweede zuivering die gebeurt met water wordt niet uitgebeeld hier.

16-0

Blok 300 - Scène 2

 

Wij zijn nu buiten het heiligdom.
De bark van Amon wordt gedragen op de schouders van de priesters, wordt buiten het heiligdom in Karnak gebracht om naar de tempel van Luxor te worden gebracht.
De koningin nu gevolgd door Thutmosis III begeeft zich naar de ontmoeting bij de bark om hem wierook aan te bieden.
De teksten geplaatst op de voor- en achtersteven van de bark geven ons de betekenis van deze scène, “verschijnen in processie buiten Karnak door de majesteit van deze god en gaan in processie en in vrede naar het Opet van het zuiden (Luxor) in haar schip dat vaart ieder jaar”.
Deze regel is uitgehouwen toen men de figuur van de koningin had weggehaald, maar de sporen zijn nog zichtbaar en de formule vinden we op het blok dat ons de scène toont, parallel aan de noordzijde.
Volgens de tekst schijnt het dat we al buiten de muren van de Karnak Tempel zijn op de Sfinxenallee die van Karnak naar Luxor loopt en waar de zes bark kapellen aan liggen en niet alleen buiten het heiligdom.
Alles hangt af van de vertaling “in” of “buiten”.
Boven de bark en voor de Naos, de naam van de god Amon “Amon meester van de tronen van de 2 landen”.
Voor iedere afbeelding van de bark de naam van Amon verandert d.w.z. de toevoeging.
Deze bezorgdheid om de toevoegingen te wisselen is nuttig, want geen enkele kwaliteit van de god, die aan al zijn functies is verbonden, mag vergeten worden. Dat is het principe van de lofprijzingen.
Het systeem van het dragen zal in alle volgende scènes hetzelfde blijven. Vergelijking met de andere scènes staat ons toe de details te beschrijven die niet duidelijk zijn.
Het dragen evenals de begeleiding van de bark is op de volgende manier georganiseerd.
De dragers:
Aan de voorkant hier zijn slechts 2 dragers afgebeeld die met twee handen de draagbalk vasthouden.
De bark rust op de schouders.
In werkelijkheid moet er een derde zijn voor het evenwicht, maar hij is niet te zien door een waaierdrager.
Zoals altijd geeft men slechts het belangrijkste aan en was de priester die de waaier draagt belangrijker dan de derde drager.
De dragers hebben een geschoren hoofd en zijn gekleed in een driehoekige lendendoek met de band geknoopt op de buik, waarvan twee uiteinden terugvallen.
De bretel die de lendendoek ophoudt loopt over één schouder en wordt gemaskeerd (dit is niet te zien) door de linkerarm die opgeheven is om de draagbalk vast te houden, maar de bretel is te zien bij de volgende persoon, die dezelfde kleding draagt.
De achterkant van de bark:
Hier zijn ook drie dezelfde dragers als aan de voorzijde en ook zij houden de draagbalk op hun schouders.
Men moet natuurlijk rekening houden met de gewoonte van het Egyptische perspectief.
Men ziet maar 1 rij dragers voor en achter.
In werkelijkheid waren er minstens 2 draagbalken onder de bark, waarvan er twee parallel liepen met de dragers.
De waaierdragers:
De waaierdrager die de drager van de bark verbergt is gekleed zoals de waaier.
Het is een grote struisvogelveer vastgemaakt op twee beweegbare schachten (stangen), die weer bevestigd zijn aan een verticale steel.
Men kent het belang van de waaier in het merendeel van de ceremonies:
Om de vliegen te verjagen natuurlijk, maar vooral om slechte invloeden weg te jagen.
Achter deze priester, een andere, die dezelfde kleding draagt en waaier van een andere soort.
Deze twee waaierdragers moeten rechts en links geplaatst worden, om ieder één zijde van bark te verfrissen.
De voorzijde van de Naos draagt het heilige symbool of wel waren er twee waaierdragers aan iedere kant en waren er maar twee afgebeeld, die aan de zichtbare kant waren.
Dat zou dan net eender zijn als de dragers van de bark.
De twee priesters met de panterhuid:
Evenwijdig aan de waaierdragers bevindt zich een priester in een panterhuid die de rechterhand opheft, de handpalm naar de grond gericht.
Daar achter een andere priester met dezelfde kleding bij wie op de schouder een panterhuid hangt, waarvan de kop naar voren valt en waarvan de staart opzij valt.
De twee priesters met de pantervellen vergezellen altijd de bark van Amon.

In Luxor zijn er vier en moesten er twee aan iedere zijde van de bark zijn geweest, hier heeft men er maar twee aan dezelfde kant afgebeeld.
De priesters die de panterhuiden dragen moeten profeten of prinsen geweest zijn.
Wij hebben hiervoor geen enkele aanwijzing en men zou alle afbeeldingen van de bark in verschillende tijdperken moeten bekijken.
In werkelijkheid hebben wij dus 9 personen, die voorgesteld worden rond de bark, maar het is slechts een verkorte scène (zie tekening).
Zie hier hoe men zich de mogelijke groepering van de personen in de stoet kan voorstellen.
Voorop de bark en naar de bark toegekeerd bieden de koningin en de koning wierook aan. Zij staan rechtop.
De koningin is met zorg uitgehouwen men ziet nog het vuurpotje geplaatst bij het einde van het wierookvat dat niet geschonden is, het staat onder de neus van de ram die de voorsteven van de bark versiert. Boven de koningin ziet men nog de sporen van drie uitgehouwen regels.
De titel van de scène geplaatst voor de benen van de koningin is ook uitgehouwen maar men heeft de sporen van “de bewieroking doen”.
Achter de koningin Thutmosis III offert wierook in een brandend potje dat hij in zijn linkerhand houdt, de rechterhand is opgeheven, de handpalm gericht naar het potje.
Natuurlijk is de koning intact, daar hij de koningin heeft laten uithouwen.
Hij draagt een lendenrok driehoek aan de voorkant met staart en oorlogsmuts.
Wij zullen hem weerzien met de koningin bij verschillende ceremoniën, daar op de 2e plaats.
Boven hem een tekst “De goede god meester bij het vervullen van rites Mencheperre begaafd met leven, zoals Ré, tot ooit”.
Achter hem staat “Hij staat aan het hoofd van de Ka van alle levenden, zijnde verschenen op de troon van Horus”.
En voor hem staat het opschrift van de scène “doende de bewieroking”.
Herinneren wij ons nog dat in de eerste scène de koningin alleen stond?
Voor de bark omdat men in het heiligdom was.
In de 2e scène wordt de koningin vergezeld door de koning om de bark te begroeten voor zijn vertrek, omdat men op dat moment buiten het heiligdom was.

Blokken 300 en 26 - Scène 3 - Oostzijde

De bark rust op zijn sokkel aan de binnenkant van de eerste bark kapel. De koningin geplaatst aan de buitenzijde van de kapel offert wierook aan de bark.
Voor de sokkel legt dit opschrift de scène uit.
Statie van het eerste rustaltaar.
De trap van Amon tegenover het huis van de schatkist.
De naam van de eerste kapel wordt niet vergezeld van de cartouche van de koningin zoals bij de vier andere kapellen.
Het is niet vergeten en de zes kapellen zijn wel degelijk de stichtingen van de koningin.
Het is weggelaten door plaatsgebrek.
 Men had namelijk drie verticale lijnen om te gebruiken voor de naam van de kapel en de naam van de koningin maar de naam van deze kapel was zolang dat er geen ruimte meer was voor de naam van de koningin. Deze weglating was soms lastig maar de twee standbeelden van de koningin die geplaatst werden tegen de kapel voldoen om de bevoegdheid te garanderen.
De kapel zelf, die zich precies eender worden herhaald in de vier volgende kapellen is ingericht op de volgende manier.
Zij rust op de horizontale basis, en loopt aan beide kanten glooiend af met een trap van enkele treden.
De wanden zijn verticaal, zonder dat er iets op aangebracht is, met voetringen op de hoek.
Zij wordt bekroond met een dak met een kroonlijst en voetring (van een zuil), de muren zijn weggelaten opdat men de binnenkant kan zien, zoals wij al meer gezien hebben.
De bark is dus zichtbaar, aan de binnenkant van de kapel geplaatst op een rechthoekige sokkel.
Zij is net eender als die welke afgebeeld is op de vlaggen tijdens het transport.
De tekst hierboven links “Amon-re en de wens……… “Recht horizontaal (geen vertaling).
Rechts van de sokkel is het volgende gegraveerd.
Dezelfde opstelling van planten hebben wij gezien, vormt het decor van de onderbouw aan de binnenkant van de twee zalen van de kapel van de bark, de vestibule en het heiligdom.
We hebben hier de verkorte afbeelding van het decor, die rond de onderkant van de binnenmuur loopt, zoals in het heiligdom van de bark? Of wel lijkt het op een tuin met planten (sla) zoals rond ieder altaar.
Alle kapellen zullen vanaf hier hetzelfde decor hebben rechts van de sokkel van de bark.
Aan de linker en de rechterzijde van de kapel zijn twee beelden van de koningin geplaatst, die zijn erg verminkt.
Toevallig hier en trouwens ook elders zijn de beelden intensief uitgehouwen.
Daar de andere kapellen met dezelfde beelden versierd zijn, kan men ze zonder moeite compleet maken.
Dit zijn twee Osirische beelden rustend op een dunne sokkel en met de rug tegen de wand van de kapel geplaatst.
De koningin houdt de volgende emblemen in de hand namelijk de vlegel en het Anchteken en in de andere hand de kromstaf en een scepter met dierenkop wat geluk moet brengen.
Het rechterbeeld draagt de witte kroon met de uraeus, het linkse beeld de dubbele kroon eveneens met uraeus.
Op beide beelden staat de voornaam van de koningin.
Ondanks de ontstane misvormingen door het Egyptische perspectief kan men de plaats van deze beelden reconstrueren.
Het is zeker dat zij rechts en links van de ingang van de kapel stonden.
In de tekening heeft men de beelden van opzij gezien geplaatst zoals regel is er in plaats van de voorkant van het rustaltaar te tonen.
Men heeft de binnenkant van de zaal zijdelings afgebeeld volgens de loodrechte zijde aan de voorkant, opdat de inhoud helemaal te zien is.
Men neemt aan dat het ene beeld bij de ingang en het andere beeld bij de uitgang heeft gestaan.
Men heeft een kapel van dit type teruggevonden tussen Karnak en Luxor.
Borchardt had vermoed dat de steunpilaren voor en ten westen van de ingang van de tempel van Moet de resten konden zijn van een kapel omringd door een zuilengalerij, Chevier had de opgravingen hiervan gedaan, waarvan Ricke de studie heeft gepubliceerd.
 Het gaat in werkelijkheid om twee kapellen tegen elkaar aangezet, wat abnormaal is.
De ene in het westen wordt omgeven door een hele muur en de andere in het oosten wordt omgeven door een zuilengalerij.
Wij hebben opgemerkt dat de meest Westelijke kapel die door een volle muur wordt omgeven, aan de voorkant zeer duidelijke sporen had van twee beelden geplaatst rechts en links van de ingangsdeur.
Het is de opstelling die wij kunnen reconstrueren volgens de afbeelding van de scène.
Ergens anders tegenover de twee kapellen precies in dezelfde lijn en aan de andere kant van de laan met de sfinxen leidend naar de sector van Moet staat een tempel (no16 in het plan van Lepsius, brief D van Porter en Moss).
De naam is ons niet bekend, maar het is mogelijk dat, we te doen hebben met Pr-hn van Amon hier tegenover is het rustaltaar geplaatst, zoals de tekst aangeeft.
Wij denken dat de meest westelijke van deze kapellen de eerste van de zes statie rust altaren is (de zesde op de terugreis wordt bedoeld), die door de koningin gebouwd zijn tussen Karnak en Luxor.
Dit kunstwerk van de koningin zou zijn afgebroken door Thutmosis III die de tweede kapel in de zuilengalerij heeft vervangen (die aan de oostkant).
De resterende fundering bewijst dat deze dateert van Thutmosis III.
De route van de bark passeerde eerst de westelijke gevel van de westelijke kapel.
Dit traject zal gewijzigd zijn en de bark zal een andere weg gegaan zijn bij de tempel van Moet,
Het rustaltaar in de zuilengalerij zal vervangen zijn i.v.m. deze nieuwe route.
We voegen hierbij dat een duim (schroef) van een deur met de naam van de koningin is gevonden in de oostelijke zaal.
Dit kan de veronderstelling bevestigen van de 2 op een volgende constructies men zou de resten van het fundament van de westelijke kapel moeten nagaan.
Men heeft al de vermelding gevonden van dit “huis van de kist” in de geografische processie (blok 179).
Maar wij weten nog altijd niet wat de bestemming van deze constructie geweest kan zijn.
 Voor de kapel staat de koningin rechtop en heeft in haar linkerhand een wierookvat en zij maakt met haar rechterhand het gebaar van de offerande.
Het wierookvat is een langs steel meteen valkenkop en eindigend met een vuurpotje (“armen uitgestrekt naar de wierook”).
De koningin draagt een lendenrok, driehoekig aan de voorkant voorzien van twee uraei en met staart evenals de ronde pruik geschikt met horizontale lokken, uraeus op het voorhoofd en de baard Opschrift ………… “Bewieroking doen”.
Achter de koningin staat haar Ka in de vorm van een schild zoals gewoonte was.
Boven verticaal “De Ka koninklijk levend”, kan dit haar het hele leven gegeven worden.
De Ka van de koningin wordt uitgebeeld door het mannelijke voornaamwoord evenals haar naam van “Rijk door Ka”.
Achter de gehele scène, een verticale regel ……… “Zij is aan het hoofd van de Ka van alle levenden, vrolijk als Re eeuwig”.
Een verticale lijn scheidt deze scène van de volgende.
De andere scènes worden niet gescheiden.
Het is kunstmatig dat wij op de gravures de scheiding met kleine stipjes hebben aangeduid.

16-2

Blok 26 - Scène 4 - Oostzijde

De heilige bark gedragen op de schouders van de priesters, verlaat de eerste kapel en wordt gevolgd door de koningin en Thutmosis III.
Het opschrift van de scène bevindt zich rechts van de Bark verticaal:
In de processie verschijnen en varen buiten de kapel die heet trap van Amon tegenover het Huis van de kist”.
Voor de Naos:
Amon-Re, koning van de goden” en de wens:
Laten we opmerkingen dat men het nummer van het rustaltaar in de serie niet herhaalt op het moment van vertrek.
Het zal hetzelfde zijn in alle betreffende teksten, die betrekking hebben op het vertrek van de bark van alle kapellen.
In werkelijkheid was deze nummering van ondergeschikt belang, het is een aanwijzing die eenvoudig duidt op de volgorde van de processie.
In de reeks van de tempels die in de “geografische processie” hun offers naar Amon brachten, was de eerste statie die nu nummer zes krijgt. Deze dubbele nummering laat zich goed begrijpen, als men bedenkt dat men de kapellen kan opsommen van beide kanten.
Achter de bark volgen de koningin en Thutmosis III, de houding en de kleding zijn precies hetzelfde van de vorsten driehoekige lendendoeken van voren versierd met twee uraei en de staart, ketting, oorlogskap en geen baard.
Ieder van hen houdt in de rechterhand op de borst de scepter en in de linkerhand hangt het Anchteken.
Het is altijd de houding van de koning als hij zoals hier de rol speelt van “volgeling van de god”.
Thutmosis III heeft hier dus precies dezelfde attributen als de koningin. Hij is echter achter haar geplaatst, het is het enige teken van ondergeschiktheid.
Boven de twee vorsten zijn hun namen op dezelfde manier afgebeeld.
Voor de koningin, geeft verticaal een opschrift de rol aan die door de 2 vorsten gespeeld wordt “de god vergezellen bij zijn verplaatsing”.

17-0
17-0a

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Blok 305 - Scène 6 - oostzijde

De Bark, gedragen door de priesters verlaat de tweede kapel.
De bark werd zeker gevolgd, zoals in scène 4 door de koningin en Thutmosis III deze werden afgebeeld tegelijkertijd als in scène 5, op het blok dat verdwenen is.
Rechts van de bark het opschrift van de scène…………………
Verschijnen in optocht en varen buiten de kapel (Maat-Ka-Re is) stevig op de fundering “.
In de opening van regel 3 bevindt zich de naam van de koningin, die uitgehouwen was.
Die van Amon is misschien verdwenen bij het uithouwen.
De plaats van de fundatie kan niet precies vermeld worden.
Links van de bark:
…. Amon-re koning van de goden” en de wens:………..(niet vertaald).

18-0

De bark rust op een sokkel aan de binnenkant van de 3e kapel.
De koningin offert hem de wierook voor de kapel.
De kapel is identiek aan die van de eerste kapel, maar de twee standbeelden van de koningin rechts en links, zijn met veel zorg uitgehouwen.
Opschrift links van de sokkel van de bark:
……..”Statie in de derde” Die heet (Maat-Ka-Re) is verenigd in de schoonheden van Amon”
De cartouche is diep uitgehouwen.
De plaats van deze kapel is ons onbekend.
Rechts van de sokkel, de tuin van de Latuwen (Sla), zoals in scène 3 links van de Naos:……..
Amon-re, chef van twee werelden” en de wens……..(niet vertaald).
Het beeld van de koningin, die wierook aanbiedt en het opschrift van de scène zijn bijna helemaal uitgehouwen. 

19-0

De koningin offert de god voor de kapel.
Deze wordt op dezelfde manier uitgebeeld als de drie eerste kapellen. Voor de sokkel van de bark, dit opschrift genaamd:
Maat-Ka-Re is diegene die het woord verfrist (?) van Amon.
Rechts van de sokkel zoals gewoonlijk de Latuwen (Sla).
Links van de Naos: Amon-re, meester van de hemel”
De 2 standbeelden uitgebeeld aan beide zijden van de kapel zijn identiek.
Er is niets uitgehouwen in deze gehele voorstelling.
Voor de kapel staat de koningin rechtop, gekleed in de driehoekige lendendoek met twee uraei en de staart, draagt een ketting en de oorlogskap met de uraeus.
Zij houdt in de linkerhand het wierookvat, versierd met een valkenkop, (een buis met aan het einde een vaas om reukwerk in te verbranden) die aangestoken is geplaatst op één hand met een derde vuurpotje met wierook in het midden van de buis.
Met de rechterhand stuurt zij wierookballetjes naar de vlam van de vaas (cassolette).
Opschrift:
 “Bewieroken voor Amon-Re” (de naam van Amon is andersom gedraaid als de inscriptie, in dezelfde richting als de god).
Boven de koningin het randopschrift ”De goede godin, meesteres van twee werelden, de koning van Opper- en Neder Egypte, de dochter van Re, Hatshepsut begiftigd met leven tot ooit”.
De twee standbeelden, die gestileerde wanden van de kapel versieren dragen één naam.

20-0

De draagbare bark verlaat op de schouders van de priesters de vierde kapel geëscorteerd door Thutmosis III en de koningin.
Titel van deze scène, rechts van de bark:
Verschijnen in processie en varen buiten de kapel (genaamd): Maat-Ka-Re is diegene die het woord verfrist (?) van Amon”.
Links van de Naos van de bark:
“Amon-re heerser van de 2 werelden” en de wens.
De koningin en Thutmosis III zijn identiek wat betreft de houding en de kleding, gezicht zonder baard en de driehoekige lendendoek, voorzien van de staart versierd met 2 uraei zij houden de lange stok rechtop in de rechterhand en hebben in de linkerhand het Anchteken evenals horizontaal de strijdknots, waarvan de lange pijp achter het lichaam langs gaat zoals alle keren waar de afbeelding naar links gedraaid is.
Voor en boven de koningin, dit opschrift:
Vergezellen de god bij zijn verplaatsing”.
De plaats ontbrak, vanwege de strijdknots, om zoals gewoonlijk de titel voor de koningin te plaatsen.
Een gemeenschappelijk opschrift is boven de 2 vorsten gegraveerd, dit dubbele opschrift is belangrijk, men verdeeld de 2 voornaamste titels, tussen ieder van de 2 deelgenoten.

21-0

De bark rust op een sokkel, aan de binnenzijde van de 5e kapel.
Koning Thutmosis III alleen voor de kapel, biedt de wierook aan.
De gehele kapel, de 2 standbeelden en hen randschriften zijn absoluut gelijk aan die, welke wij gezien hebben bij scène 9.
Alleen het opschrift, geplaatst voor de sokkel verschilt:
……. Kapel in de 5e kapel (die heet) Maat-Ka-Re heeft de schoonheden van Amon ontvangen.
Koning Thutmosis III houdt het wierookvat in de linkerhand en werpt wierookballetjes op de vaas om reukwerk te verbranden, die aangestoken is.
Hij draagt de oorlogshelm en is gekleed als de koningin in scène 9. Opschrift: …….”Bewieroking voor Amon-Re” (de naam van de god is nog omgekeerd)
Boven de koning verticaal:
… “De goede god meester verschijning, de koning van Opper en Neder Egypte, meester in het vervullen van de rites Mencheperre, begaafd leven”.
Het is de enige kapel waar de koning alleen de dienst verricht.
Deze kapel is de voorlaatste kapel op de weg naar Luxor.
De gedragen bark verlaat de 5e kapel gevolgd door de koningin. Opschrift vooraan de boot, verticaal ……. verschijnen in processie “De majesteit van deze god, vertrek buiten de kapel Maat-Ka-Re heeft de schoonheden van Amon ontvangen”.
Links van de Naos:
… “Amon, meester van de tronen van 2 werelden”. De wens:…
De koningin volgt met in haar rechterhand, de grote stok (makis) en in haar linkerhand horizontaal, de knots die achter het lichaam doorloopt.
Zij is gekleed in de driehoekige lendendoek van voren gezien met 2 uraei, zij draagt het collier en de rode kroon hoewel wij aan de zuidkant zijn.
Voor de koningin, verticaal dit opschrift:
…. “vergezelt de god bij zijn verplaatsingen, gedurende zijn mooie Opet-feest”.
Wij hebben hier de eerste keer de naam van het feest, belangrijke nauwkeurigheid voor ons maar zonder twijfel was dit het gevolg van het feit, dat er toevallig plaats vrij was, die de schrijver vol kon maken.
Boven de koningin haar naam:
… Achter haar verticaal een tekstregel die dient om deze scène en de voorgaande gescheiden te houden:
…. “de dochter van Re Hatshepsut” is aan het hoofd van de Ka van alle levenden, voor eeuwig”.

22-0

De bark rust op een sokkel aan de binnenzijde van de 6e kapel.
De koningin offert hem wierook voor de kapel.
De kapel en de bark zijn identiek aan die, die wij in de andere kapellen hebben gezien.
Voor de sokkel, verticaal, het opschrift:
….”kapel in de 6e kapel die heet Amon is glorierijk op de trap”.
Rechts en links van de bark dezelfde formules als in scène 1.
De 2 standbeelden van de koningin hebben eenzelfde opschrift aan beide zijden, in de 3e kapel was reeds zo’n zelfde opschrift, in de andere kapellen draagt het ene beeld de naam en het andere beeld de voornamen van de koningin.
Voor de kapel biedt de koningin wierook aan uitgebeeld als in scène 11. Opschrift:…. “Bewieroking voor Amon-Re” (de naam van de god is in tegengestelde richting).
Boven de koningin:
…. “De goede god, meester van 2 werelden, zoon van Re, van zijn lichaam Hatshepsut, begaafd met levens, standvastigheid, kracht” (merk het mannelijke op).
Deze 6e kapel wordt de eerste kapel genoemd in de optocht van het eerste register, dit is het bewijs dat er 6 kapellen waren tussen Karnak en Luxor.
Wij hebben gezien dat de eerste kapel zich bevindt bij de uitgang van Karnak, aan de zijde van de tempel van Mut.
De 6e kapel is door Ramses II (19e dynastie) ingebouwd in de tempel van Luxor, maar in de tijd van Hatshepsut was de Luxor tempel er nog helemaal niet en was het een soort kapel.
De 6e kapel stond dus toen nog helemaal vrij langs de sfinxenallee.
De andere 5 kapellen moesten de weg afbakenen, die rechtstreeks Karnak en Luxor verbond.
Men zou ze misschien kunnen terugvinden.
Het is goed mogelijk echter dat Thutmosis III ze systematisch heeft laten verdwijnen en laten we eraan denken, dat onder Toetanchamon de processie niet meer bestond het traject ging toen heen en terug over water.

23-0

23-0a
23-0b

23-0c

De terugreis naar Karnak

Dit is het vertrek uit de tempel van Luxor.
De eerste scène ontbreekt dit blok is helaas nog niet teruggevonden. Maar het stelt waarschijnlijk de bark voor op zijn sokkel in het heiligdom van de Luxor tempel.

24-0

Het traject over water.

De voorstelling van het traject over water is zo kort mogelijk gehouden. De grote drijvende bark van de god, waarop de draagbare bark is geplaatst, zelf ingesloten in de Naos, wordt gesleept door de kleine koninklijke boot, bij het traject over water wordt slechts gesproken over de bark en het sleepbootje.
Dit waren de twee belangrijkste elementen, de rest was bijzaak.
Het was onvermijdelijk om de afbeeldingen te beperken men beschikte voor de heen en de terugreis op het heiligdom slechts over een lengte van 16 meter.
Onderaan het register loopt een horizontale band van enkele centimeters dikte, die wordt opgevuld door een dicht netwerk van verticaal getrokken lijnen, dat is de voorstelling van het water.
Deze band begrenst op een heel eenvoudige manier de scènes die zich op het water bevinden.
De band stelt de gehele lengte van het traject over water voor.
Van het feest te Luxor betreft het hier dus de rivier de Nijl tussen Luxor en Karnak en daarna het kanaal naar de tempel toe.
Dankzij 2 beroemde reliëfs in de tempel van Luxor kennen wij de vloot van slepers het gevolg van soldaten, matrozen enz. die de heilige bark op de oevers volgden goed.

26-0

De boot die hier is afgebeeld is de beroemde Weserhatbark.
Het is de echte boot van Amon die speciaal werd gebruikt voor de processie.
Deze boot ligt aan de steiger in het kanaal van de tempel ter beschikking van de god.
De kleine draagbare bark werd hierop geplaatst.
Deze kleine bark bevatte het goddelijke beeld en stond normaliter in de tempel in zijn speciale heiligdom.
We spreken dus van de drijvende bark en de draagbare bark.
De drijvende bark was erg groot en moeilijk te manoeuvreren.
Alle koningen die elkaar opvolgden hebben het schip vernieuwd en verfraaid, dat was natuurlijk uit eerbied van de god.
Het schip werd zelfs bewonderd door de Grieken.
Het leven van dit schip gedurende eeuwen vereist een speciale studie. Wij hebben hier de oudste voorstelling van de ceremonie over water.
In het midden van het schip richt zich een Naos op, waarin de kleine draagbare bark staat.
De Naos is een zeer oud en zeer speciaal heiligdom van Opper-Egypte, waarvan de kenmerken onveranderd zijn gebleven.
Hij is inderdaad gelijk aan die, die afgebeeld staan op de draagbare bark.
Hij heeft een kroonlijst van Palmen, met een voetring met erboven op een gewelfd dak naar voren.
De verticale hoeken zijn voorzien van een voetring.
De zijkant is versierd met vier boven elkaar geplaatste rijen van amuletten gegroepeerd per paar.
Het is het motief dat zich ook bevindt op de grote buitenste mummiekist van Toetanchamon.
Deze 2 schrifttekeningen hebben magische waarde zij zijn voorbehoudende elementen zoals van het lichaam van een koning als voor de afbeelding van een god.
Zij vormen een beschermende ceintuur (band) rondom de draagbare bark.
Zij bevatten zelf het goddelijke embleem dat in het bijzonder getoond wordt tijdens het transport.
Op het benedengedeelte van de Naos is een rechthoekige onderbouw gemaakt zonder ornamenten.
De Naos die de draagbare bark bevat is zelf onder een licht baldakijn geplaatst, waarvan het dak, dat naar voren gebogen is, wordt ondersteund door 4 dunne kolommen in de vorm van een tentstok (men ziet er slechts 2).
Was dit tempeltje op zij gesloten door houten panelen of een gespannen doek?
De Egyptische tekening wijst er niet op, maar het is mogelijk.
In de Naos van de draagbarenbark, hangt het doek tussen de Naos zelf en de voorste kolom, maar dat bewijst helemaal niet dat er geen tussenschot is om het tempeltje te sluiten, men heeft dit weg kunnen laten om het doek te laten zien, die zelf rijkversierd was.
De Naos wordt uitgebeeld met zijn zijkant en zijn volledige versiering. Maar dikwijls in de latere voorstellingen laat men deze wand geheel of gedeeltelijk weg om de draagbare bark te tonen, geplaatst op zijn sokkel, die binnen in de Naos van de grote bark zit.
Vooraan de Naos zijn 2 slanke masten geplaatst, waar ogenschijnlijk niets aan vast zit van de Naos maar die er verplicht bij horen.
En de vier draaghouten, die geplaatst zijn bij het dak en die zijn vastgemaakt aan de vier pilaren die de voorkant van de Naos versieren.
Eveneens afwezig zijn de obelisken, die later uitgebeeld worden, misschien zijn zij een latere vernieuwing of zouden zij vrijwillig zijn weggelaten om de voorstelling niet te druk te maken.
De romp van het schip draagt natuurlijk een grote Ramskop op ieder uiteinde, deze koppen zijn allebei naar voren gericht.
Op het voorhoofd van ieder van de rammen bevindt zich een uraeus, die zelf op het hoofd een klein zonneschijfje dragen tussen de horens.
Hun halzen zijn versierd met een grote gesloten ketting met aan iedere kant als afsluiting een valkenkop, men ziet maar één kant.
Op de romp aan de voorkant de twee ogen, waarvan er natuurlijk slechts één te zien is.
Het oog is in reliëf gemaakt, daar het in een diepliggend vlak gegraveerd is. 
Aan de achterzijde van het schip staan twee verticale pilaren, die eindigen met een valkenkop, maar er is niemand die ze kan bedienen.
Een eindje achter de 2 pilaren verschijnt een valkenkop aan de rand van de romp.
Het is het uiteinde van een stuk hout dat over de breedte van de boot ligt en versierd is met een heilig figuur aan de 2 einden.
Ook zijn er nog twee waaiers aan de onderkant vastgemaakt.
Door het teken van het amulet dat nog steeds het voortgaan van het werk van de waaier verzekert.
Dit teken is de materiële ondersteuning van de magische bescherming. Op het dek zelf is een hele serie onderdelen geplaatst.
Vaar aan beginnend:
De jakhals op zijn goddelijke ondersteuning met een uraeus aan het uiteinde van deze steun, “de bewerker van de wegen” hij gaat voor als ze op weg gaan.
Dan komt er vervolgens een lange verticale steel met erboven op een open papyrus, waarop een valk zit geflankeerd door twee grote veren, voor zijn klauwen een opgerichte uraeus links en rechts van de verticale steel zijn twee bollen vastgemaakt door een koord en zij vormen een scherpe hoek met de steel zelf.
Een sfinx met mensenhoofd rechtop zijn goddelijke voetstuk met een uraeus aan het uiteinde van de sokkel.
Het menselijke hoofd is gekapt met twee grote veren omhoog gebogen en rustend op twee horizontale horens.
De sfinx draagt de staart omhoog.
Na de figuur van de koningin die wij straks zullen onderzoeken, komt een tweede verticale steel, eindigend met een gekroonde valk.

Een steel gelijk aan de voorgaande, niet met een valk erboven maar met de cartouche van de koningin.
De hiërogliefen staan recht tegenover de koningin zelf.
Deze cartouche is gekroond met de zonneschijf geflankeerd door twee rechte veren.
Onderaan rechts en links is de cartouche versierd met een hangende uraeus.
Achter de Naos buiten de twee pilaren van de roeiriemen en waarover wij reeds gesproken hebben, is slechts een enkel ornament juist achter de koning, dat is een groot teken dat verticaal op het schip staat.
Dit teken is te zien op deze plaats bij de meeste afbeeldingen van de goddelijke bark.
Welke daden, ritueel of materieel spelen zich af op deze boot.
Er zijn 2 personen vooraan de koningin biddend voor de Naos en achteraan de koning peddelend.
Aan de voorkant de koningin rechtop, gezicht naar de ingang van de Naos.
Zij is gekleed in de driehoekige lendendoek aan de voorkant, voorzien van de staart en de 2 uraei.
Zij heeft op het hoofd de oorlogskap met 2 uraei.
Boven de koningin staat haar naam.
De koningin staat in een van de houdingen behorende bij het gebed; d.w.z. dat de twee handen omlaag hangen, om deze te plaatsen op de zijkanten van de Lendendoek.
Voor deze houding zal men denken aan de grote standbeelden waar de handen plat op de Lendendoek liggen.
Er zijn twee momenten bij dit gebed.
De handen liggen op de lendendoek
De handen zijn opgeheven ter hoogte van het hoofd, de handpalmen naar voren.
De koningin doet hier het openingsgebed voor iedere ceremonie
Het tweede personage die voorkomt op de boot is koning Thutmosis III. Aan de achterzijde rechtop beweegt hij de peddel.
Hij is gekleed in de Shento met staart, draagt een halssnoer en de oorlogskap met uraeus.
Het is een van de voornaamste daden van de processie op de rivier.
De vorst wordt geacht zelf de eerste stoot te geven aan de heilige bark. Deze beweging verdient het om van dichterbij te bekijken.
Wel te verstaan gezien de afmetingen van de boot was het een zuivere rituele handeling en alleen de boten van de slepers deden het schip van de god vooruitgaan.
De koning moest alleen maar 4 maal het water aanraken met de roeiriem, zoals hij de offerandes aanraakte met zijn scepter.
Wij moeten wel opmerken dat de koning met het gezicht gewend naar de voorzijde van de boot, in de richting van de beweging, bovendien steunt de roeispaan niet op de rand, deze is vrij tussen zijn twee handen.
De kwestie van het roeien of peddelen vraagt om een speciale studie. Die zullen we niet behandelen.
Een interessant detail als de koning de Shento draagt en niet de driehoekige Lendendoek zoals de koningin, die aan de andere kant van de Naos staat, is dat i.v.m. de roeibeweging, de lendendoek zou dan uitermate gênant zijn.
De twee handelingen, het bidden van de koningin en het roeien van de koning, zijn twee momenten die elkaar opvolgen in de serie van ceremoniën, waarschijnlijk zo talrijk dat de vorst het moest nakomen op de goddelijke boot zelf, op het moment van vertrek gedurende het traject over water en bij aankomst.
Men beeld nooit de belangrijkste fases van deze ceremoniën uit, de op een volgende scènes te reconstrueren is door de variaties op te merken, die de kunstenaars gebruiken in hun uitbeelding.
Normaal is het een en dezelfde koning, die men uitgebeeld ziet aan de voor- en de achterzijde van het schip, wierook aanbiedend aan de ene kant en roeiend aan de andere kant, zoals er de gave van alomtegenwoordigheid was.
Eveneens verenigde men gewoonlijk, zij aan zij 2 opeenvolgende scènes, die op elkaar leken.
Aldus vonden wij zij aan zij weergegeven de vangst van de vissen, de verschillende momenten van het vangen en van het transport en van het schoonmaken enz.
De 2 vorsten verdelen 2 rituele handelingen.
Dit is een mooi voorbeeld van de manier waarop de koningin, Thutmosis III betrekt bij haar regering, vrijwillig of verplicht, wij weten het niet.
Thutmosis III verschijnt dikwijls aan de zijde van de koningin, maar altijd op het tweede plan.
Hier zoals altijd heeft de koningin de belangrijkste rol.
Zij heeft de plaats voor de god en de koning roeit alleen maar.
Natuurlijk zijn deze handelingen nergens tegelijkertijd maar altijd volgen ze elkaar op, zoals steeds het geval is.
Aan de achterzijde van het schip in het register de titel “inschepen op het grote schip, de weserhat van Amon vaart de rivier af”.
De zin “varen de rivier af” wil zeggen naar het noorden, de stroom volgen van de Nijl, de enige rivier voor de Egyptenaren.
In dit geval wordt er gevaren van Luxor naar Karnak men gaat dus naar het noorden.
We maken u erop attent dat de afbeelding van de eerste boot het over de inscheping gaat en op de tweede boot staat de tekst over de aankomst en de ontscheping.
Men heeft de tekst echt ingekort wat betreft de overtocht.

 

 

 

 

 

 

Blokken 104 - en 171- Oostzijde

Op de tweede boot ziet men de koningin en de koning, zittend onder een baldakijn, beiden houden het touw vast dat de boot van Amon sleept.
Dit schip verschilt totaal van het goddelijke schip, het is het koninklijke bootje dat wij nu zullen beschrijven.
De boeg is verticaal opgeheven en eindigt met een papyrus, waarop een dragende valk zit met op het hoofd een zonneschijf, waar een uraeus van af hangt.
De achtersteven vormt een bocht, die zich ook verticaal opheft en ook eindigt in een papyrus.
Vooraan is ook weer de sfinx met het mensenhoofd, identiek aan de eerste boot.
Achteraan de twee puntige palen met het valkenhoofd, die de 2 roeiriemen ondersteunen.

27-0

In het midden van de boot staat een baldakijn met een naar voren gewelf dak en gedragen door 2 kleine kolommen in de vorm van tentstokken.
Onder dit baldakijn zitten de koningen met het gezicht naar de voorkant van de boot.
De eerste is duidelijk Hatshepsut zoals de tekst voor haar aangeeft.
Zij zit op een rechthoekige zetel met een lage leuning.
Er staat een klassiek symbool op namelijk de vereniging van de twee landen.
De koningin is gekleed in een soort korset met banden, dat de benen en de voeten bedekt, het bovenlichaam draagt de karakteristieke kleding van het Sed-feest.
Zij draagt de baard en heeft de witte kroon op.
Wij zoeken verderop de stand van de handen.
De tweede vorst Thutmosis III zit op eenzelfde zetel.
Zijn houding en kleding zijn precies eender als die van de koningin, hij draagt echter de Rode kroon.
De Rode kroon is minder belangrijk.
De twee vorsten zijn verbonden met het voorttrekken van de goddelijke bark.
Zij houden met twee handen de tros vast.
Het gaat hier over een touw, vastgemaakt aan de voorkant van de weserhat bark, die eerst tussen de handen van Thutmosis III doorgaat en daarna tussen de handen van Hatshepsut en uiteindelijk terugvalt in regelmatige spiralen tussen de benen van de laatstgenoemde.
De 2 vorsten worden in dezelfde houding uitgebeeld.
Ieder van hen dicht bij elkaar houdt ook het haakje en de roede vast.
Het tweetal op het koninklijke schip worden beschut door een afdak, aan de voor- en de achterkant, waarop 2 groepen van de welbekende emblemen zijn afgebeeld.
Aan de voorkant heeft men een korte groep afgebeeld van 3 schilden (vaandels).
Gemonteerd op grote schilden van ongelijke hoogte, waarvan de basis rust op dezelfde lijn en die iets het scheepsdek zelf raken.
Het eerste schild vastgehouden door een Anchteken en voorzien van armen, steunt de voorstelling van de jakhals, een band van fladderende stof is vastgehecht aan de schacht.
Het tweede schild wordt vastgehouden door een Djed-zuil ook met armen, het gaat hier deze keer om het teken rustend aan het einde van de schacht, die korter is dan de 2 andere en zonder dwarsstang, een band van stof hangt aan de zijkant.
Het derde schild wordt vastgehouden door de was-scepter, dit is identiek aan de eerste.
Het zijn de 3 voornaamste schilden, die normaal aan de koning voorgaan bij het uitgaan.
Aan de achterkant van de baldakijn zien wij de volgende emblemen:
1.. De grote waaier, geplant in het teken van de cartouche.
2.  De schorpioen, horizontaal liggend, ook met een band van stof en het teken van de cartouche.
Men zal het cartouche teken bij alle 3 emblemen opmerken.
Zij vergezellen vaak de koning onder andere als hij gekleed is in het kostuum van het Sed-feest, zoals hier het geval is.
De betekenis ontgaat ons.
Het zal hier gaan over onsterfelijk voortbestaan.
Naar de boeg, voor het afdak, staat verticaal de titel van dit deel van de scène standplaats in de koninklijke boot, “het koord van de goddelijke boot vasthouden”.
Dus, de koning en de koningin houden samen het koord vast van de bark van Amon om deze te slepen, dit is de uitleg van hun gebaar.
Het stelt voor het in beweging zetten van de 2 boten, ook in Godsdienstige betekenis.
De rite is van origine van vroeger.
Deze bestond al in de 6e dynastie, dat bewijst de volgende tekst geschreven in een tombe uit deze tijd “de dag vasthouden van het touw(koord) van de koninklijke boot”
De inscheping van de goden en hun verplaatsing per boot moeten dateren uit de prehistorie, in een land waar de rivier het enige middel was om je te verplaatsen.
Voor het koninklijke schip, bovenaan, een titel van 2 verticale regels geeft ons de gevolgtrekking van een manier van varen “in vrede aankomen aan de kade van Karnak”.
Wij hebben te maken met het aanleggen voor de grote tempel van Karnak, doel van de deze reis over de rivier.
Wij hebben hier een kortere terugweg, waarvan het vertrek en de aankomst tegelijkertijd uitgebeeld worden.
Het schip van Amon heeft net de kade van Luxor verlaten of het schip komt al bij de kade van Karnak aan.
Wij denken aan de monumentale kade waar de laan met de sfinxen eindigt voor de 1e pyloon van de grote tempel van Amon.
Maar ten tijde van de koningin was de 1e pyloon er nog helemaal niet en moest de kade van die tijd veel dichter bij de tempel zijn.
In die periode begon de tempel bij wat nu de 4e pyloon genoemd wordt die gebouwd is tijdens de regering van Thutmosis I.
Wanneer men aan de tempel voor de 4e pyloon drie opeenvolgende afgebroken stukken toevoegt eerst Amenhotep III (3e pyloon) daarna onder Horemheb (2e pyloon) en uiteindelijk in de recente periode de 1e pyloon van Nectanebo.
Hierdoor moest de kade steeds weer worden aangepast, terwijl men de vroegere kade ophief.
Het zou interessant zijn om dit met grondboringen te onderzoeken.
Het woord kade is niet zonder betekenis het was inderdaad het punt waar het ritueel plaats vond om de goddelijke boot aan te meren, de gewijde plaats waar de draagbare bark op zijn beurt werd vervoerd tot zijn heiligdom, de heilige weg volgende, beschermd door een dubbele rij sfinxen met ramskoppen.
De goddelijke bark kon geen andere weg volgen, tussen de twee barken in de vrije ruimte boven het sleeptouw, is een verticale tekst van 9 regels gegraveerd.
De lettertekens zijn gericht naar de onderkant van de tempel zo was de tekst gemakkelijk te lezen.
Het begin van de tekst was gericht naar de ingang.
De tekst is dus naar de god gericht.
De inscriptie die wij publiceren is een nieuw voorbeeld van de bekende rituele formule, die te zien is aan de zijkant van de bark van Amon iedere keer als de processie heen en terugging.
De tekst werd gezongen door het koor dat de goddelijke bark begeleide.
Als men deze tekst met die van Luxor vergelijkt zijn er een aantal verschillen.
Het oog van de kopiist is van de ene naar de eendere groep gesprongen. Hier geven wij nog een voorbeeld van de tekst van het gezang.
Deze tekst is echter nooit uitgegeven.
Werd dit gezang altijd begrepen door de Egyptenaren van het Nieuwe Rijk?
De vertaling van Seti I staat dit toe te betwijfelen.
Het is niet nodig om de tekst te begrijpen door het gezang dat inmiddels een vast onderdeel van de ceremonie was geworden.
Hiërogliefen tekst.
Als deze tekst even ingekort is als het varen van Amon dan is dat omdat men aan dat gedeelte speciale waarde toekende.
In Luxor is de ceremonie uitvoerig beschreven, daar men veel plaats had. Eigenlijk had de schrijver het initiatief moeten nemen om hier iets over te vermelden.
Daar het lied uitgebeeld is nemen wij aan dat het een belangrijk onderdeel van de ceremonie was.
De aanwezigheid van de tekst op zo’n bijzondere plaats tussen de twee barken in vanuit een ander oogpunt is ook leerzaam.
In Luxor ziet men duidelijk dat deze hymne gezongen wordt door 2 corpsen van mannelijke en vrouwelijke muzikanten, die in het decor uitgebeeld worden.
Hier worden de muzikanten niet uitgebeeld, alleen de tekst.
Die staat dus tussen de 2 barken en dat is alles.
Het verdwijnen van de zangers vermindert het effect niet, evenals de weglating van de sleepboot, zo uitvoerig werd uitgebeeld in Luxor, voor de 2 voornaamste barken.
Het is een goed voorbeeld hoe moeilijk het is om een Egyptische ceremonie weer te geven in alle details.

 

27-0a

27-0b

Aankomst in Karnak.

Vanaf nu zijn wij in Karnak en de talrijke ceremonies vinden plaats in de grote tempel.
Ondanks alle beschadigingen op de oppervlakte van de stenen zien wij duidelijk 2 personen die links lopen van de koninklijke bark.
Het gaat hier om de koningin die met zorg uitgehouwen is en Thutmosis III waarvan wij alleen de voeten zien.
Beide verlaten de kade en moeten de Goddelijke boot volgen die nu gedragen wordt door de priesters.
Helaas is het blok waarop deze bark staat nog niet teruggevonden wij moeten dus veronderstellen dat de bark stopt bij een halteplaats en dat zal de beroemde feestzaal zijn.
Deze afbeelding ontbreekt, maar we maken dat op uit de volgende scènes.

28-0
Vervolgens komt een scène, die ons toont dat de bark de feestzaal verlaat, dit staat op een blok.
De tekst geeft de naam van de halteplaats, die de bark zojuist heeft verlaten “Verschijnen in optocht (processie) buiten de grote feestzaal”.
De bark wordt ontvangen door de koningin die de 4 kisten op sleden inwijdt en de koning die de aanbidding doet.
Dit herhaalt zich normaal bij het begin van iedere ceremonie.
De 2 barken bieden geen belangrijke variant.
Van voren en van boven is de naam van de god en dat staat aan beide kanten, “Amon-Re meester van de hemel” de wens is wat meer ontwikkeld op blok 176.
Tussen de 2 dragers was men begonnen met een tekst te graveren op de zuidmuur, die identiek moest worden aan de tekst op de noordmuur.
Maar men is niet ver gekomen, de tekst is echter bekend.
Het is het begin van een formule die opgezegd wordt door de priester in een panterhuid, die naar de stoel loopt vier keer zeggend “kom god, bescherm de aarde, bescherm de aarde”.
De koningin staat rechtop en heft de rechterhand op naar de kisten terwijl zij met de linkerhand de scepter zwaait, die normaal dient bij de inzegening.
Zij is gekleed in de driehoekige lendendoek van voren met staart en op het hoofd de Atef kroon op een ronde pruik, omringd door een band, waarvan het uiteinde naar achteren valt, in deze band is de staart van de uraeus verwerkt, geplaatst op het voorhoofd, zij draagt de baard en een halssnoer.
Boven haar staat haar naam gegraveerd en daarachter nog een formule.
De vierkisten op de sleden hebben de bekende vorm, goed gedetailleerd.
Deze offerande wordt vaak gebruikt sinds het Oude Rijk.
Op deze kisten staan in het algemeen vier struisvogelveren, hier zijn er slechts drie.
Wat zit erin?
Waarschijnlijk zijn het doeken.
En wat is de betekenis?
De titel van de scène, de naam van de kist is een uitdrukking samengesteld als: “altaar op slede”.
Alle ceremonies betreffende het zegenen van een voorwerp vroegen om een apart onderzoek wij vinden dit gebaar op verschillende scènes van ons monument terug.
Wat betreft koning Thutmosis III, die is net eender gekleed als de koningin, behalve het kapsel.
Op de zuidmuur doet bij het gebed niet de passende gebaren;
Titel “De god aanbidden viermaal”.
Boven hem “De goede god
Menkheperre, prins van Thebe.
Achter hem het opschrift “Hij is aan het hoofd van de Ka van alle levenden van zover hij is verschenen als koning van Boven- en Beneden Egypte”.
Deze variaties zijn interessant.
De koningin en de koning verdeelden verschillende elementen van de offerande.
De inzegening van de kisten op de sleden voor de draagbare bark, vereiste een geheel van de opvolgende ceremonies zoals men hier goed kan zien.
De koningin maakt hier zelf de belangrijkste gebaren zij raakt hier de vier kisten aan en wel 4 maal.
Terwijl de koning een tweede rol speelt, hij zegt het gebed.
Derde akte van dit ritueel zou de aanbieding van water moeten zijn, maar het wordt niet uitgebeeld.
Wij weten niet precies wat het vervolg van deze ceremonies is, van iedere offerande want men geeft alleen de eerste scènes en daarom worden de voorgaande scènes van gebed, wierook en water dikwijls herhaald.

29-0

 

Blokken 102 – en 128 - Scène 4  

Vervolgens komen twee maal twee samengevoegde blokken die ons 2 evenwijdige scènes in goede staat laten zien.
Voor de bark, gezet op een sokkel, in een kapel, de koningin, vergezelt door de Apis stier, completeert het ritueel van de reis terwijl zij een roe vasthoudt.
Gedurende deze tijd wordt voor de kapellen een concert gehouden met muziek en dansers ter ere van de god.
Wij hebben de eerste van deze 2 scènes bestudeerd, bij de ontdekking van blok 102.
Wij beschikken nu over een eender blok.

30-0

 

 

De vergelijking van deze 2 exemplaren bewijst onze analyse.
De twee afbeeldingen van het tempeltje dat dient om te rusten verschilt niets, het bestaat uit een basis met aan een kant een gebogen vlak, bovenaan een kromlijst met groeven en palmen, de kanten zijn verticaal.
Voor de kapel is de koningin bezig om te lopen naast haar de stier Apis.
De koning maakt hetzelfde gebaar, dat wil zeggen dat hij met een hand rechts de roede vasthoudt en met de andere hand de koker met papyrus.
Hij is in dezelfde kleding, de Shento met staart en halssnoer en de witte kroon.
De titel van de scènes is: “Het terrein van de kunst geven viermaal”.
Boven de koningin staat haar naam en titel luid:
De goede, meester om de rituelen te vervullen, Makare toegerust met het leven, standvastigheid, geluk en gezondheid, zoals Re tot ooit
Verschillende emblemen worden afgebeeld achter de voorstelling van de koningin wat is deze “kapel van albast” afgebeeld op de blokken 102/128?
Als het hier gaat om een van de rustplaatsen, gebouwd door de koningin en waarvan wij al voorbeelden hebben gezien in de processie van het 1e register, is het waarschijnlijk, dat wij een naam hebben beginnend met de cartouche van de koningin, want Hatshepsut lijkt altijd zeer zorgzaam om het deel aan te wijzen dat haar bevalt in de versiering van de cultus.
We kunnen dus denken dat de kapel….. van een vroegere tijd was dan de regering van de koningin.
Wij kennen sedert enige tijd een gebouw gemaakt van mooie blokken van Hatnoub, dat de cartouches draagt van Amenhotep I en Thutmosis I.
Legrain had reeds de fragmenten van albast gerepareerd in de opvulling van de zuidvleugel van de derde pyloon.
Pillet en Chearier herbouwden de hele kapel.
Helaas weten wij niet de oude plaats van de kapel van Amenhotep I.
Na de opvolging van de scènes op het monument van Hatshepsut, kunnen wij denken dat het ergens in de grote tempel van Amon moet zijn.
De feestzaal was naar alle waarschijnlijk tussen de 4e en 5e pyloon in de zuilenzaal gebouwd door Thutmosis I.
Het is waarschijnlijk dat Thutmosis III, die deze kapel afgebroken heeft, ook de feestzaal afgebroken heeft en de rode kapel van Hatshepsut.
De blokken albast bleven ongebruikt in de omheining van Karnak tot de regering van Amenhotep III.
Deze heeft in zijn haast om de derde pyloon te bouwen de funderingen laten maken met de blokken die reeds gebruikt waren door zijn voorgangers en die zich bevonden in de tempel zelf terwijl hij wachtte tot de zandstenen blokken uit Gebel el Silsilla arriveerden hiervan is het bovenste gedeelte van de derde pyloon van gebouwd.
Toen deze kapel was afgebroken liet Thutmosis III een andere bouwen met dezelfde naam maar met zijn cartouche.
Deze wordt genoemd in de inscriptie van Thutmosis III gegraveerd op de deur van de zevende pyloon.
Deze is trouwens in zandsteen en niet in albast.
Eenzelfde vroegere naam kon dienen om een nieuw monument aan te duiden.
Het is dus dat bijvoorbeeld wij een cartouche hebben van Thutmosis II, die gezet op het beeld van Hatshepsut, terwijl een ander monument met dezelfde naam, in zandsteen is bedoeld in de “tekst van de jeugd” en dat uiteindelijk op ons monument in het eerste register wij er een hebben gezien, die het werk is van Thutmosis III.

Blokken 66 - en 61 - Scène 5, Westzijde

Gedurende de tocht van de koningin speelde zich een spektakel van muziek en dans af ter ere van Amon, die aanwezig is in de bark.
Er is een afbeelding bewaard gebleven op de zuidmuur.

31-0
Blok 66
Men ziet hier een groep mannelijke en vrouwelijke muzikanten en ballerina’s.
Een overeenkomstige scène wordt weergegeven in de grote processie van Luxor.
Aankomend te Luxor, de draagbare bark op zijn traject tussen het kanaal en de tempel wordt voorafgegaan door muzikanten en danseressen.
Op de eerste rij ziet men een harpspeler op zijn knieën.
De musicus die blind is, zingt en begeleidt zichzelf en het lied zegt het volgende.
Ik ben dicht bij je gekomen, stoere god van de goden, bestaand van het begin van de aarde, met opgeheven armen, Amon, meester van de twee grote veren, opdat je beschermt Boven- en Beneden Egypte, Maatkare zoals Re
Deze kleine hymne is speciaal aan Amon gericht, de goddelijke verschijning die zich bevinden in de Naos van de draagbare bark.
Onder deze scène ziet men 4 danseressen, die een wiel uitbeelden.
Zij zijn bijna helemaal naakt behalve een korte lendendoek.
Zij hebben lang hangend haar maar op blok 61 is deze scène geplaatst achter de harpist.
Er is dan meer plaats en men heeft 8 ballerina’s uitgebeeld in plaats van vier.
De danseressen staan in 2 rijen die parallel lopen en de bewegingen herhalen zich van de ene rij naar de andere.
Iedere houding werd dus door 2 danseressen naast elkaar tegelijk uitgevoerd.
Let op de manier waarop deze Egyptische artiesten de ingewikkelde bewegingen uitvoeren, die wij het wiel noemen.
Wij zien eerst de danseressen die zich naar achteren buigen en de handen op de grond zetten.
De haardos volgt de beweging van het lichaam en wordt naar achteren geworpen.
In de tweede positie de armen die het bovenlichaam steunen worden gebogen en het gezicht raakt de grond aan het haar dat nu horizontaal ligt, completeert het wiel.
Op blok 66 staan achter de harpist 3 muzikanten vrouwen die met een sistrum muziek maken op blok 61 staan deze vrouwen onder de harpist alleen zij hebben een menat in de handen.
Boven hen staat “kluizenaars van de tempel” tussen hen in verticaal is de tekst van het lied gegraveerd, “De geur van de spijzen de geur van de spijzen, het gebied van Amon is geparfumeerd met de geuren van de offerandes”.
De vrouwen dragen een nauwsluitende jurk en hebben een grote hangende pruik op.
De andere groep muzikanten die in de handen klappen op blok 66 onder de vrouwen en op blok 61 achter de vrouwen.
Zij dragen een lendendoek en zijn blootshoofds.
Tussen hen in staat ook een lied “De god vertrekt voor zijn boottocht, Amon, meester van de tronen, waarvan het hart blij is, omdat degene die hem meester van de 2 aarden gemaakt heeft Maatkare”.
Als deze tekst juist is moest deze scène eerder plaats vinden bij het vertrek van Luxor.
Op blok 66 draagt men de bark naar de tempel en niet naar de rivier, het blok moet dus maar op deze plaats blijven.
Op blok 61 staan ook nog twee mannen die op de plaats dansen en van de ene voet op de andere springen, voor hen staat de tekst “dans door de dansers”.

Blok 66 - Scène 6 - Westzijde

We blijven nog even bij blok 66 want deze heeft nog een scène.
Hier wordt de bark weer gedragen op de schouders van de priesters richting het “grote Kasteel”.

32-0

De bark en zijn dragers zijn identiek aan die welke wij reeds gezien hebben, van voren de naam van de god “Amon-Re, meester van de hemel”.
Achterop deze zin uitgesproken door de god:
Ik heb als het leven en het geluk gegeven aan Maatkare met de maat van mijn liefde voor haar”.
De volgende titel, geplaatst rechtsboven geeft de algemene betekenis van de scène.
Gaan in processie om te rusten in het Grote Kasteel”, men vertrekt hier dus van de kapel.
Waar moet men het “grote Kasteel” plaatsen, in het algemeen bedoelt men hiermee een complete tempel, dus een aantal zalen en niet slechts een eenvoudig rustaltaar.
We moeten dus niet denken dat hier ons heiligdom van rode zandsteen mee bedoeld wordt.
Maar draagt de feesttempel van Thutmosis dikwijls de algemene naam voor een complete tempel.
Het zou niet gek zijn te geloven dat het “Grote kasteel” zich bevindt in de buurt van het rustaltaar, waarheen de bark die hier afgebeeld is heengaat.
Wij weten niet of de bark nog andere tussenstations heeft aangedaan om het heiligdom te bereiken, dit is nog niet teruggevonden.

Het lied van de harpist

33-0

Amon van Luxor was een vruchtbaarheidsfiguur, in zijn vorm als Amon-Min-Kamutef, zowel ramhoofd als ithyphallic antropomorf, gerelateerd aan Nubië en de overstroming passend bij zowel het zuidelijke knooppunt van de Thebaanse festivalcyclus op de oostelijke oever als bij de ram vorm van de vergoddelijkte heerser in Nubië.
De vereniging van een god met zijn tempel kan verschijnen als een seksuele verbintenis en het nautische element van het Opet Festival past bij een goddelijk huwelijksritueel.
Hoewel afwezig in latere Opet-scènes, staat in Hatshepsuts Rode kapel een harpist die een lied zingt verwijzend naar de ithyphallische vorm van de dubbel gepluimde Amon, opgeheven met de arm.
Liederen in het graf van Amenemhat verwijzen ook naar de verschijning van de god uit de tempel en beschrijft de tempel van Karnak als een vrouw, dronken van religieuze extase en gekleed in erotisch Hathorisch kapsel, wachtend met beddengoed op de komst van de god, hoewel dat nummer niet duidelijk specifiek voor Opet is, kan de inhoud een weerspiegeling zijn van het niet-opgenomen lied van de Opet-harpist van de Rode kapel.

Blok 130 - Scène 7 -

Dit blok is op de zuidmuur zwaar beschadigd en van de noordmuur nog niet teruggevonden.
Maar het is mogelijk dat dit gesitueerd moeten worden tussen Luxor en de inscheping en dat er een escorte van priesters en priesteressen op staat.
Het binnenste register bevat:
Drie vrouwen met in de rechterhand een sistrum terwijl de hand langs het lichaam een ander voorwerp vasthoudt dat verdwenen is.
Zij dragen een lange jurk en een vallende pruik (neerhangend haar) “kluizenaars van de tempel”.
Zeven priesters met geschoren hoofd, korte lende doek met geknoopte ceintuur.
Ieder heeft verticaal voor zich een lange stok met een embleem aan iedere kant.
Het motief is moeilijkste onderscheiden, men zou kunnen denken aan verering tekens die het heiligdom vereren aan de zijkant van de draagbare bark.
Deze begeleiden de bark om te beschermen.
Hier hebben wij teken 1, een valkenkop of mensenhoofd, teken 2 een jakhalzenkop teken 3 en 4 een valkenkop of mensenhoofd en de tekens 5,6,7, een kop van een viervoetig dier.
Een priester alleen met geschoren hoofd en korte lendendoek opgehouden door een bretel, die over de schouder loopt, de hangende linkerhand schijnt een rol vast te houden en de rechterhand die ook hangt heeft een onbekend voorwerp vast.
Het binnenste register is helemaal slecht bewaard gebleven.
Drie mannen heffen de armen op in een houding die aan koorzangers doet denken op de blokken 60 en 61 zowel de hoofden, de handen en de tekst zijn beschadigd.
Een man in loophouding.
Hoofd en tekst zijn verdwenen.
Een lopende man met voor zich een grote rol, ongetwijfeld een papyrus, half gevouwen het zal een voorlezer zijn maar helaas is de tekst weg.
Vier mannen in loophouding en zij houden allemaal een voorwerp boven zich.
Boven de 2e en de 3e staat nog te lezen “profeet”.
Hier is de beschrijving van de het 5e register beëindigd.
Men ziet alles wat wij geleerd hebben op de terugreis van de heilige bark naar het heiligdom en alles wat wij hopen te ontdekken op andere blokken.

34-0

 

Blokken 173 en 216

De laag stenen van het vierde register zijn smalle blokken en wij hebben slechts een klein aantal blokken verkregen.
Deze blokken moeten onderzocht worden maar ze zijn slechts van ondergeschikt belang.
Het is wel bekend dat de koningin en de koning een serie offerandes doen aan Amon.
Blok 173 het zuidwest hoekblok toont ons een scène van de koningin waarschijnlijk gedraaid naar rechts, op het hoofd de oorlogskap met uraeus.

35--0

 

 

Zij bidt tot Amon zoals in de hele ceremonie.
Zij draagt het bekende kostuum.
Amon gezicht naar links biedt het Anchteken aan de koningin aan.
De god is gekapt zoals gewoonlijk met fluwelen muts met veren.
Boven de god zijn naam “Amon-Re” en voor hem “dat hij alle leven en alle kracht geeft”.
Achter de god verticaal “Ik geef je alle leven en geluk, die van mij afhangen, alles als Re”.

35-0a

 

 

 

Thutmosis III

Deze waarnemingen zijn echter grotendeels waar voor het tijdperk van Hatshepsut en nu moet worden nagegaan of ze ook geldig zijn voor het bewind van Thutmosis III.

36-0

Hier beschouwen we de relatie tussen de Akhmenu en de Opet Festival-scènes die in deze zaal worden weergegeven, helaas zijn de scènes zwaar beschadigd en zijn er alleen beelden van de terugreis van de processie naar Karnak.
Het is interessant om erop te wijzen dat de oriëntatie van deze scènes dezelfde is als in de dodentempel van Hatshepsut - van het zuiden naar het noorden.
Op die manier zijn ze uitgelijnd op de zuid-noord as en verbinden ze zich met de koninklijke kamers inclusief de zogenaamde kamer van de voorouders en de zonnekapellen gewijd aan de goden Khepri en Re-Horakhty.
Een dergelijke tempelindeling is kenmerkend voor de architectuur van de dodentempels van het Nieuwe Rijk en dit geeft aanleiding tot het tekenen van een parallel tussen de Akhmenu- en Deir el-Bahari-tempels, die beide behoren tot het type tempel dat “Miljoenen jaren” wordt genoemd.
Het is opmerkelijk dat in het oostelijke deel van de feestzaal van de Achmenu, aan weerszijden van de west-oost-as, twee zuilen zijn versierd met de afbeeldingen van de farao die offers brengt aan de god Amon-Re tijdens de maanfeesten, tussen waarin de festivals van de 6e en 7e maandag, het Festival van de Eerste Halve Maan en het Festival van de Volle Maan worden genoemd.
De decoratie van deze "maan"-kolommen kijkt uit op het middenpad van de Feestzaal, d.w.z. het is georiënteerd langs de west-oost as.
Mogelijk wijst deze omstandigheid op de synchroniciteit van de nachtelijke beweging van maan en zon.
Bovendien bevinden de zuilen zich bij de ingang van de hal die naar het oosten leidt, naar het heiligdom van Amun-Re.
Van bijzonder belang is het feit dat de naam van de tweede zaal klinkt als "Men-kheper-Re (d.w.z. Thutmosis III) verdrijft het kwaad”.
Deze zin weerspiegelt de naam van het 80ste hoofdstuk van het Dodenboek, 'De transformatie maken tot de god die de duisternis verlichtte”.
In dit hoofdstuk moet men aandacht besteden aan de volgende passage:
"Ik vulde het oog van Re, toen het begon af te nemen bij de komst van het feest van de vijftiende dag ... Ik heb Thoth met alles wat nodig is in het Huis van de Maangod uitgerust voor de komst van het feest van de vijftiende dag... Ik ben gekomen om de duisternis te verlichten”.
Volgens de Piramideteksten was de 15e dag van de maand, of de volle maan, identiek aan de zesde en zevende maandag die bedoeld waren om offers te brengen aan de dode koning, om hem in het hiernamaals tot een nieuw leven te wekken.
Bovendien waren de zesde en zevende dag de dagen van het sluiten en het herstel van het Oog van Horus geassocieerd met de zon en het koningschap.
Zo beschouwde Thutmosis III zichzelf als de bewaker van het pad van de zon als de vernietiger van kwade krachten, die de beweging van Re naar het oosten belemmerden.
De farao als de hogepriester, beschermde het Oog van Re door verschillende offeranden aan de god voor te bereiden en maakte zijn opkomst vanuit het donker naar het licht, in de oostelijke horizon mogelijk.
Aan de andere kant waren de offers die werden gebracht tijdens de maanfeesten bedoeld voor de overleden koning, voor zijn opstanding in het hiernamaals, d.w.z. symbolisch, in de Feestzaal van Akhmenu.
Zo symboliseerde de Feestzaal de nacht en het hiernamaals, deze veronderstelling wordt bewezen door de versiering van het plafond van de zaal de gouden sterren op een blauwe achtergrond, die de sterrenhemel imiteert.
Daarna het Opet-festival, gedeeltelijk vertegenwoordigd in deze zaal, hield ook verband met het idee van de ondergrondse reis van de zon, deze symboliseert een dergelijke versiering en was bijvoorbeeld te zien op het plafond van de grafkamer van Thutmosis III, waar de scènes van het Amduat zijn afgebeeld.
Dit symbolische programma van het feest was al door Hatshepsut aanvaard, ondertussen benadrukte Thutmosis III de maanaspecten van het Opet-festival, die dus correleerden met de zonne-maancyclus.
36-0a

36-0b
36-0c

36-0d
36-0e

37-0

Het zonnealtaar

Dit geldt ook voor de scènes van het Opet-festival vanuit de dodentempel van Hatshepsut in Deir el-Bahari.
Het is bekend dat het festival niet in deze tempel werd gevierd en de feestelijke taferelen hadden een louter informatieve en symbolische betekenis, wat de relatie aantoont tussen het feestelijke programma en het postume lot van de koning.
Kunnen we hetzelfde zeggen over de scènes uit Akhmenu de tempel, die vreemd genoeg los stond van de rest van het tempelgebied van Karnak.
Zoals eerder is gezegd, bewegend van het westen naar het oosten, langs het pad van de zon, bereikte de processie de 6e pyloon en keerde toen naar het zuiden, naar de Akhmenu-tempel.
Pas na het betreden van de Feestzaal kon het verder naar het oosten gaan, naar het Heiligdom van Thutmosis III.
Het blijkt dat Thutmosis III in zijn tempel een apart pad voor de zonnegod maakte en zo verkondigde zijn exclusieve recht om de god te vergezellen en zijn energie te accepteren bij zonsopgang.
Anderzijds betekent het afstandelijke karakter van Akhmenu dat de tempel geen direct verband had met de buitenrituelen.
Zo ja, dan hadden de scènes van het Opet-festival uit Akhmenu vooral informatieve betekenis en geen relatie met de festivalviering in de tempel.
Zoals blijkt uit het huidige onderzoek, werd de Feestzaal waarschijnlijk geassocieerd met de nacht en het hiernamaals, waarop de eerste helft van het Opet-festival reageerde (d.w.z. de reis van Karnak naar Luxor en terug).
De tweede helft van de feestelijke ceremonies werd gehouden in de tempel van Karnak, waar de zon, nadat ze uit de onderwereld was opgekomen, haar dagelijkse reis maakte.
Hiermee rekening houdend, zou het vreemd zijn te veronderstellen dat de feestelijke stoet aan het einde van zijn terugreis naar Karnak figuurlijk gesproken opnieuw de Onderwereld (= de Feestzaal) zou kunnen betreden en er opnieuw doorheen zou kunnen reizen.
Zo toonden de scènes van het Opet-festival uit Akhmenu alleen de correlatie tussen het feestelijke programma en de mythe van de reis van de zonnegod en de farao in de onderwereld
G. Legrain toonde aan dat het granieten heiligdom, zoals het huidige barkheiligdom, gebouwd door Philip Arrhidaeus op de plaats van het gebouw van Thutmosis III, een raam in plaats van deuren, in de oostelijke muur had, waarheen een klein getrapt platform leidde.
Het is veelbetekenend dat een dergelijke constructie qua plan vergelijkbaar was met het "zonne-altaar" gebouwd door Thutmosis III in het noordelijke deel van Akhmenu.

37-0a

37-0b
Het "zonne-altaar" stond op het speciale podium waar de trap naar toe leidde in de oostelijke muur was een raam.

37-0d

37-0c

Dit type gebouw lijkt op de nieuwjaar kapel waar de beeltenissen van de goden (Hathor in Dendera, Horus in Edfu) werden gebracht op de oudejaarsavond.
Bij het aanbreken van het nieuwe jaar drongen zonnestralen het heiligdom binnen en verlichtten hun beeltenis.
Dit was de zogenaamde vereniging met de zonneschijf, bedoeld om de energie en kracht van de goden te herstellen.
Aangezien de monumenten van Thutmosis III rechtstreeks verband hielden met de cultus van Amon-Re, kan het worden aangenomen dat de beeltenis van deze god deelnam aan de rite die op het "zonne-altaar" werd gehouden.
Tussen het "zonne-altaar" van Akhmenu en het granieten heiligdom in werden de rite in het laatste gebouw gehouden tijdens verschillende Thebaanse festivals, zoals het Opet-festival en het feest van de vallei.
Bovendien is te zien dat het granieten heiligdom langs de oost-west as van de tempel was geplaatst en gericht was op de zonsopgang tijdens de winterzonnewende deze tijd werd door de Egyptenaren de geboorte van Re genoemd.
En misschien stond het ook wel in verband met het nieuwjaarsfeest en inderdaad, het Nieuwjaarsfeest herdacht de mythe van Nut die geboorte gaf aan Re bij het ochtendgloren toen de zon haar nachtelijke reis in het lichaam van de hemelgodin voltooide.
Deze gebeurtenis – de wedergeboorte van de zonnegod – was het laatste punt van de nieuwjaarsfeesten, evenals waarschijnlijk de Amun-Re's Festivals, waaronder het Opet-festival en het feest van de vallei.
Het is heel goed mogelijk dat de laatste ceremonies van het Opet-festival onder meer de god Amun-Re die hier de energie van zonlicht ontving en deze vervolgens aan de wereld doorgaf.
Dit idee heeft nog een ander bewijs.
Zoals we hierboven al zeiden, droegen de priesters aan het einde van het Opet-festival de bark van Amun-Re in het granieten heiligdom.
De reliëfscènes uit de Akhmenu, waarop deelnemers aan het festival zijn afgebeeld lopen van Luxor naar Karnak, ze bevinden zich in het noordelijke deel van de feestzaal en zijn gericht op het "zonne-altaar".
Uit de algemene lay-out van de tempel van Karnak volgt dat de feestelijke processie in werkelijkheid het granieten heiligdom binnenging dat dus netjes was gecorreleerd met het "zonne-altaar" van Akhmenu.
Rekening houdend met de geschiktheid van het granieten heiligdom voor de ceremonie Xnm Itn, kunnen we aannemen dat dit gebouw een soort semantische link was tussen de Feesten van het Nieuwe Jaar en het Opet-festival.
Volgens de reliëfscènes van de Rode Kapel omvatte het laatste deel van het Opet-festival de offers aan de goden van Karnak en de rituele herhaling van de kroningsrituelen, waarbij Amon-Re de koning kroonde.
Zie hiervoor ook de top van de obelisk van koningin Hatshepsut die nu bij het heilige meer ligt.

7e pyloon obelisken

In het Karnak-tempelcomplex bouwde Thutmosis III de 6de en de 7de pylonen, die respectievelijk langs de oost-west- en zuid-noord as werden gerangschikt.
Het is veelbetekenend dat het belangrijkste decoratiemotief van beide pylonen de triomfantelijke Syrische campagnes van de koning waren die zijn vijanden versloeg.
Dus de pylonen waren verbonden door de thema's van hun landschap die de militaire overwinningen van Thutmosis III demonstreerden.
Deze omstandigheid, evenals de plaatsing van obelisken op de kruising van de 4de pyloon en de doorgang naar de 7de pyloon, toont waarschijnlijk de wens van Thutmosis III aan om de waarde van de twee tempelassen, de noord-zuid en de oost-west, gelijk te stellen
Het lijkt belangrijk om aandacht te besteden aan de oriëntatie van de reliëfscènes van sommige gebouwen van Thutmosis III in Karnak.

38-0
38-0a

38-0b
38-0c

Heraldische zuilen

De granieten pilaren met de symbolen van opper- en neder Egypte voor de 6e pyloon zijn versierd met scènes van de 'koninklijke klim' naar Amun-Re en de afbeeldingen zijn naar het zuiden gericht, in plaats van oost-west zoals normaal het geval zou zijn.
Een vergelijkbare oriëntatie is gevormd in een scène op de 6e pyloon, waar de composities die de militaire campagnes van Thutmosis III uitbeelden, die naar het noorden en het zuiden gericht zijn.
Het verloop van de processie in de tempel in het zuiden, waar de kapel van de troonsbestijging zich bevond.
Waarschijnlijk, voordat de bark van Amun-Re uiteindelijk stopte in het Bark Heiligdom, het Granieten heiligdom van Thutmosis III genoemd, gebouwd achter de 6e pyloon.
De rituele herhaling van de kroningsrituelen werd uitgevoerd in de kapel van de troonsbestijging.
Aan de andere kant, terwijl de architecten van Thutmosis III de reliëfscènes naar het zuiden oriënteerden, 'wezen' ze naar het pad dat naar zijn eigen Akhmenu-tempel leidde.
Het is opmerkelijk dat de ingang van het gebouw zich ten zuiden van de belangrijkste oost-west as van de Karnak-tempel bevond, zo was de Akhmenu gescheiden van het hoofdgedeelte van de tempel van Amon-Re en alleen door de lange en smalle doorgang die verbonden was met de zuilengalerij die zich tussen de 4e en de 5e pylonen bevond.
Deze plaats werd "Kronenzaal" genoemd en daar, volgens de tempelteksten, werd de kroning van Thutmosis III uitgevoerd.
Veelbetekenend vinden we daar beelden van Thutmosis I, de grootvader van Thutmosis III.
Zo hielp de zuidelijke route om een symbolische relatie tot stand brengen tussen de Akhmenu-tempel, de culten van farao en zijn voorouders.
Daarnaast verbond dezelfde route het tempelcomplex van Karnak met de tempel van Luxor gewijd aan de cultus van de koninklijke Ka.
De zuidelijke as werd niet alleen gebruikt als route voor de goddelijke bark, maar was ook direct gerelateerd aan de koninklijke cultus.
Het grote belang dat Thutmosis III hechtte aan de zuidelijke richting doet vermoeden dat er tijdens het bewind van deze farao significante veranderingen zijn gebeurde in het karakter van sommige feestelijke routes.


39-0b
39-0c

39-0d

Albasten kapel

De poorten van de 7e pyloon zijn gelabeld "Amun-Re, de grote van verschijning in glorie".
De term "verschijning in glorie" beschrijft verschillende gebeurtenissen, zoals de zonsopgang, de farao's troonsbestijging en de kroning.
Misschien liet de zon op deze plek haar eerste stralen vallen bij het ochtendgloren bij de aankomst van de Opet-processie van Luxor.
In dit geval is het mogelijk om te suggereren dat de processie van het Opet-festival niet alleen de Karnak-tempel verliet via de 7e pyloon, maar deze ook binnenkwam bij aankomst uit Luxor (deze route is fundamenteel anders dan die onder Hatshepsut, toen de processie de Karnak-tempel door de westelijke pyloon van de tempel binnenkwam.
Als de 7e pyloon een belangrijke rol heeft gespeeld tijdens de terugkeer van de processie naar Karnak, dan moeten op die plek een aantal belangrijke feestelijke ceremonies zijn uitgevoerd.
Misschien werd de albasten kapel van Thutmosis III voor dit doel gebouwd vóór de 7e pyloon.
Volgens de inscripties van de kapel werd dit gebouw voor Amon gebouwd "op zijn manier" wat vermoedelijk betekent dat de kapel werd gebruikt tijdens verschillende feestelijke processies ter ere van Amun-Re.
Zoals blijkt uit de reliëfscènes van de kapel, voerde de farao verschillende riten uit binnen of buiten het gebouw, onder hen waren er de wijding van vier mrt-kisten, het aanbieden van wierook aan de god, rituele run met een riem en vazen voor Amun-Re dit was vergelijkbaar met de Heb-sed run en was bedoeld om de macht en kracht van de koning aan het volk te demonstreren.
Afgaande op de beelden van het Opet-festival uit de Rode Kapel van Hatshepsut, werden de Sed-festivalceremonies uitgevoerd in Karnak na de aankomst van de processie uit Luxor.
Hoogstwaarschijnlijk vond hetzelfde plaats onder Thutmosis III, die deze riten uitvoerde voor zijn albasten kapel.
Na de ceremonies in het hof van de 7e pyloon, bewoog de feestelijke stoet zich naar de hoofdtempel van Amun-Re en ging het hof van de 4e pyloon binnen.
Daar werd een andere kapel van Thutmosis III opgericht om een van de farao's jubileum of zijn militaire overwinningen in Syrië te vieren.
Misschien was deze kapel een eenvoudige structuur van calsiet.

 

 

 

40-0

40-0a

Kapel van troonsbestijging

Een analyse van de oriëntatie van de reliëfscènes in de kapel beantwoordt deze vraag, de afbeeldingen van de farao kijken uit op het noordelijke deel van het heiligdom, waar het naar het zuiden gericht was voor het altaar voor de bark van Amon-Re.
Tijdens elke ceremonie stond de bark dus op het altaar en keek uit op de oost-west as van de tempel.
Deze positie houdt in dat het processie pad van de festivals van Amun-Re inclusief het Opet-festival in het zuidelijke deel van de tempel lag, tegenover het altaar van de god.
De rode kapel., is later door Amenhotep III 1402–1365 v. Chr. afgebroken.
Dit bewijs komt van de versiering van de kapel, die de scène van het Sed-Festivalkarakter en een fragmentarische inscriptie bevat die luidt:
Men-kheper-Re (d.w.z. Thutmosis III) mijne majesteit, arriveerde uit Syrië (...), zijn vijandige land
Ondertussen geeft de Rode Kapel van Hatshepsut een voorbeeld van een constructie met een doorgang voor de bark van Amun-Re.
Deelnemers van het Opet-festival gingen de binnenplaats van de 4e pyloon binnen via de zuidelijke pyloon van de tempel en droegen vervolgens de bark naar de kapel van Thutmosis III.
Tijdens het bewind van Thutmosis III werd de terugweg van de processie van het Opet-festival gewijzigd toen ging het de Karnak-tempel binnen via de zuidelijke pyloon en het programma van het festival benadrukte de rituele rol van de farao daarin, evenals zijn militaire macht zoals blijkt uit het programma van de festivalreliëf scènes en de oriëntatie van zijn gebouwen.
Blijkbaar hielden deze veranderingen verband met het eerste of het tweede koninklijke jubileum, d.w.z. tot het 30e of 33e regeringsjaar van Thutmosis III.
Dit is de tijd waarin de gebouwen die de nieuwe route van de processie aangaven, de albasten kapel en de obelisken vóór de 7e pyloon werden opgericht.
Over het algemeen gesproken lijkt de terugreis van het Opet-festival onder Thutmosis III de volgende te zijn.
Bij aankomst in Karnak ging de feestelijke stoet door de 8e pyloon (gebouwd door Hatshepsut) en ging het hof van de 7e pyloon binnen, waar de priesters de bark van Amun-Re in de albasten kapel van Thutmosis III plaatsten.
Daarna werden de ceremonies van het Sed-festival in de kapel gehouden toen ging de processie naar de hoofdtempel van Amon-Re en ging het hof van de 4e pyloon binnen met een andere kapel van Thutmosis III met de naam “Kapel van troonsbestijging”.
 De priesters brachten de bark van de god daarheen en voerden daarvoor verschillende feestelijke rituelen uit, ook gerelateerd aan het Sed-festival.
Het pad van de processie was al aangelegd op de belangrijkste west-oost-as van de tempel.
Bij het bereiken van de 6e pyloon, draaide de feestelijke processie waarschijnlijk naar het zuiden, naar de Kapel van de Troon waar de ceremonies van de hernieuwing van de macht van de koning werden uitgevoerd.

41-0

Navigatie van Hathor

Na het schetsen van de relatie tussen het Opet-festival en de Karnak-tempel in het algemeen, gaan we verder met de analyse van een reliëfscène afgebeeld in de feestzaal van Akhmenu.
De muur was aan de zuidoost kant versierd met een tafereel van de bark navigatie.
Het tafereel is zwaar beschadigd, maar men kan het standbeeld van een zogende koe met de farao onderscheiden.
Hoewel dit tafereel een veel voorkomend onderwerp was dat in verschillende tempels van het Nieuwe Rijk werd vertegenwoordigd, is de symbolische betekenis ervan in de context van de Akhmenu-tempel niet goed bestudeerd.

42-0a
42-0

42-0b
42-0c

42-0d
42-0e

43-0a

Koning Amenhotep II

Troon naam Akheperure wat betekend “Groot zijn de manifestaties van Re”.
1453-1419 v. Chr.
18e dynastie
Zoon en opvolger van Thutmosis III
Hij bouwde een grote kapel die nu tussen de 9e en 10e pyloon in staat en daar nog steeds staat.

 

43-0

 

 

Koning Thutmosis IV

18e dynastie
Zoon van koning Amenhotep II en overgrootvader van Toetanchamon
Zijn troonnaam is Menkheperure wat betekend “Eeuwigdurend zijn de manifestaties van Re”.
1419-1386 v. Chr.
Hij bouwde verschillende alabaster kapellen en een grote kapel die nu allemaal in het openluchtmuseum in de Karnak tempel staan.

44-0
44-0a

44-0b
44-0c

44-0d
44-0e

44-0f

 

 

 

 

44-0g

 

 

 

Amenhotep III

De regering van Amenhotep III vormde de processie en zijn architectonische bestemming in de vormen die we herkennen.
Amenhotep III startte met de bouw van de huidige Luxor tempel, met name met de colonnadehal, een uitgebreide schrijn als zuilenhal zoals de hypostylehal in Karnak, hij kan ook een maru-tempel hebben gebouwd in samenwerking met het Opet Festival.
De architectuur van de kamers direct ten zuiden van de hypostyle hal van de Luxortempel suggereert dat de bark van de koning, voor het eerst zichtbaar in de Opet-scènes van Toetanchamon, al een onderdeel was van de processie onder Amenhotep III.
De transformatie van Amenhotep III van een individuele heerser tot de personificatie van de koninklijke ka door een vervaging van de grens tussen de persoon van de koning en de koninklijke ka, deze vond plaats in de achterste kamers van de Luxortempel wat wij nu de geboortekamers noemen en suggereert dat het Opet-festival onder Amenhotep III en zijn opvolgers meer was geworden dan een ritueel.

45-0
45-0a

45-0b
45-0c

45-0d
45-0e

45-0f
45-0g

45-0h
45-0i

45-0j

Luxor tempel… Waset Ipet Resyt… Thebaanse zuidelijke heiligdom

45-8a

45-8

45-8b
45-8c

45-8d
45-8e

45-8f
45-8g

45-8i
45-8h

Toetanchamon

Van de festivalscènes in de colonnadehal van de Luxortempel.
De scènes behoren tot een eerste reliëf uit de regering van Toetanchamon.
De bark van de koning verschijnt voor het eerst in de Opet-processiescènes van Toetanchamon in de Luxortempel als drager voor het processiebeeld van de goddelijke heerser.
De bark van de koning verlaat Karnak en keert daar weer naar terug, maar is niet aanwezig in de Luxortempel in de taferelen van Toetanchamon tijdens het festival blijkbaar is de koning opgegaan met Amon tijdens de processie naar Luxor waardoor de koninklijke bark overbodig werd.
De scènes van Toetanchamon verwijzen naar de aardse route door twee lege koninklijke strijdwagens voor te stellen, bijgewoond door wagenmenners elementen uit de dagelijkse Amarna-wagenrit van het koninklijke Atenisten paar, Echnaton en zijn vrouw Nefertete in en uit Achnaton, vervoerd naar Thebe en werd opgenomen in het Opet Festival.

De liederen

De scènes van Toetanchamon bevatten de teksten van drie liederen, die de navigatie begeleiden, gezongen door priesters en priesteressen.
Priesteressen en priesters zingen de "Songs of the Drinking Place" tijdens het Opet Festival.
Van de festivalscènes van Toetanchamon in de colonnadehal van de Luxortempel. Parallelteksten voor het tweede lied, uit de Rode Kapel van Hatshepsut en de Akhmenu van Thutmosis III.
De liederen zijn ogenschijnlijk vrij oud, de lucht als vleugels doet denken aan de kam van Wadj uit de 1e dynastie en de recitatie voor de bark in het derde lied verschijnt al in het graf van Mereruka in de 6e dynastie in Sakkara.

 

Eerste lied:
Oh Amon, Heer van de tronen van de twee landen, moge je eeuwig leven!
Een drinkplaats is uitgehouwen, de hemel is teruggevouwen naar het zuiden, een drinkplaats wordt uitgehouwen, de lucht wordt teruggevouwen naar het noorden, dat de matrozen van Toetanchamon (toegeëigend door Horemheb), geliefd van Amon-Ra-Kamutef, geprezen door de goden, mogen drinken.” Uiting van Neith.
De richtingen, zuid en noord, kunnen verwijzen naar de zuidoost naar noordwest vlucht van de zon.
De geïmpliceerde reis van zuid naar noord van dit lied - zoals de daadwerkelijke terugkeer naar Karnak vanuit Luxor aan het einde van het Opet Festival - heeft betrekking op het koninklijke nieuwjaarsfeest en de terugkeer van de Opet Festival.
De drinkplaats zou een van de kraampjes zijn die feestvierders oprichtten tijdens het festival.
Dergelijke cabines zijn consistent met het aspect van seksuele vereniging dat inherent is aan het Opet Festival, Neith verschijnt waarschijnlijk in haar rol als "Dame van de bedwelming in het seizoen van de verse overstromingswateren”.
De reis over land en de terugkeer over de rivier - zoals het Opet Festival verschijnt onder Hatshepsut en Thutmosis III - zou dus de droge periode oproepen voorafgaand aan de vereniging van de god en de terugkerende zonnegodin, waarbij de terugkeer naar het noorden via de rivier eveneens de nadruk zou leggen op de terugkeer overstroming.
De reis naar het zuiden over land en het slepen van de barken tegen de stroom in tijdens de zuidelijke riviertocht, weerspiegelden ook de nachtelijke reis van de zon in de droge rijken van het land van Sokar voor de bark van Amon op zijn reis van Karnak naar Luxor tijdens het Opet Festival vergeleken met de nachtbark van Ra.
De zeilen van de bark lijken rood van kleur te zijn geweest, de terugreis naar Karnak roept aldus het rode licht van de dageraad op, de sluier van de pasgeboren zonnegod.
Tweede lied:
Recitatie:
"Gegroet, Amon, heer van de twee landen, vooral van Karnak, in je glorieuze verschijning te midden van je rivier vloot, op je prachtige festival van Opet - moge je er blij mee zijn."
Derde lied:
Vier keer reciteren - recitatie voor de bark:
Er wordt een drinkplaats gebouwd voor het gezelschap, dat zich op de reis van de vloot bevindt.
De wegen van de Akeru zijn voor je vastgebonden, Hapi is hoog.
Moge u de Twee Dames tot bedaren brengen, o Heer van de Witte en Rode Kroon. Het is Horus, sterk van arm, die de god met haar de goede van de god meedraagt. Want de koning heeft Hathor al het beste van het goede gedaan.”

Het Opet-feest in de Processie colonnade van de Luxor tempel.

19e Dynastie
Het Opet-feest is in de Luxor-tempel afgebeeld op de zijmuren van de grote colonnade gang die gebouwd is door Koning Amenhotep III.
Met de reliëfs van het Opet-festival gemaakt door Toetanchamon.
Van Karnak naar Luxor tempel.
Nr. PM 76 - 2 scènes
1. De Koning offert wierrook en een plengoffer aan de grote god Amon
2. De koning verlaat het paleis met achter hem de grote god Amon en zijn vrouw Mut.
Nr. PM 77-81 - 5 Scènes,
De processie reist van de Tempel van Karnak naar de Tempel van Luxor.
Ook zijn hier Teksten op de basis van Koning Ramses IV
1. De koning offert wierrook voor de barken die op standaards staan.
Op een is er een afbeelding van de koning dat hij de lucht omhooghoudt (zoals Geb dat doet) in de tempel van Karnak
2. De barken worden op de schouders van de priesters van de Karnak tempel naar de Nijl gedragen.
3. De barken staan nu op schepen en die worden getrokken door andere schepen.
En ze worden vergezeld door standaarddragers.
Twee groepen van muzikanten zijn er een met drummers een trompettist en Nubische dansers en vrouwen met sistra.
De tweede groep zijn soldaten die met de slepende mannen liederen zingen en vrouwen met sistra.
4. De barken gedragen door priesters en dan 2 kleine rijen met kleine scènes. Waaronder slagers, die offers geven voor de schepen.
En een groep van muzikanten met een drummer en mannen met stokken en acrobaten en vrouwen met sistra.
5. De barken staan op hun standaards in de Luxor tempel.

 

 

 

 

 

46-3a

46-3aa
46-3ab

46-3ac
46-3ad

46-3ae
46-3af

46-3ag
46-3ah

46-3ai
46-3aj

46-3ak
46-3al

46-3am
46-3an

46-3ao
46-3ap

46-3aq
46-3ar

46-3as
46-3at

46-3au
46-3av

46-3aw
46-3ax

46-3az
46-3aza

46-3azb
46-3azc

46-3azd
46-3aze

46-3azf
46-3azg

46-3azh
46-3azi

46-3azj
46-3azk

46-3azl
46-3azm

46-3azn
46-3azo

Het Opet-feest in de Processie colonnade van de Luxor tempel.

Op deze kant van de muur zijn de reliëfs nog maar slecht te onderscheiden.
Ik heb dus foto’s gemaakt van de afbeeldingen waar ik nog iets van kon maken. Hieronder staat wat de reliëfs betekenen.
Helaas zijn veel van de reliëfs in de Luxor tempel al vele jaren in gevaar en vervagen steeds sneller zo ook de reliëfs op deze muur dus ben ik al heel blij met wat ik heb kunnen bewaren.
Op de andere kant zijn ze iets beter en had ik ook nog een geluk dat Howard Carter voor een gedeelte tekeningen had gemaakt en dus was het wat beter te onderscheiden.
Het Opet-feest is in de Luxor-tempel afgebeeld op de zijmuren van de grote colonnade gang die gebouwd is door Koning Amenhotep III.
Met de reliëfs van het Opet-festival gemaakt door Toetanchamon.

46-44a
Van Luxor tempel naar Karnak tempel
Nr. PM 82 tot 86 - 5 Scènes
De processie gaat hier van rechts naar links en de barken gaan hier terug van de Luxor tempel naar de Karnak tempel.
Met Teksten op de basis van Ramses IV.
1. De koning offert wierrook en een plengoffer aan de barken die hier op de standaards staan.
Voor de Luxor tempel met de pyloon.
2. De barken woorden door de priesters naar de Nijl gedragen gevolgd door de Koning.
Kleine scènes zijn ook hier afgebeeld van mannen die proviand brengen voor de boten.
3. De barken waaronder die van de Koning en Koningin op de Nijl.
Zij worden begeleid daar standaarddragers, wagens en groepen van muzikanten zoals een drummer, een klapper, Nubische mannen met stokken en luitisten in de eerste groep.
In de tweede groep klappers en vrouwen met sistrums en de derde groep dansers en een trompet speler.
4. De barken worden gedragen door priesters en hovelingen en Nubiërs erachter die geleid worden door een drummer dit alles gebeurt bij de 3e pyloon in de Karnak tempel.
En er worden versierde stieren gebracht door mannen.
5. De koning biedt een plengoffer aan de barken.
Op een van de standaards staat de koning afgebeeld dat hij de lucht ophoudt in de grote tempel van Karnak.

Nr.PM 87 - 3 registers met ieder 2 scènes
1.1 De koning biedt zalven aan.
1.2 De koning tussen twee godheden.
2.1 De koning biedt bloemen aan Amon.
2.2 De koning met de godin Mut en twee andere godheden.
3.1 De koning beroofd en plundert Amon.
3.2 De koning verlaat het paleis voor Amon en Mut.

 

46-44aa

46-44ab
46-44ac

46-44ad
46-44ae

46-44af
46-44ag

46-44ah
46-44ai

46-44aj
46-44ak

46-44al
46-44am

46-44an
46-44ao

46-44ap
46-44aq

46-44ar
46-44as

46-44at
46-44au


46-44aw

46-44ax

 

 

 

 

 

46-44ay

 

Koning Horemheb

Laatste koning van de 18e dynastie
Troon naam Djeserkheperure-Setepenre wat betekend “Heilig zijn de manifestaties van Re gekozen door Re”.
1321-1293 v. Chr.
18e dynastie
Deze koning was niet van koninklijke komaf maar opgeklommen van burger naar soldaat, generaal erfprins van Toetanchamon en later de laatste koning van de dynastie geworden,
Graven zijn het generaalsgraf in Sakkara in de Delta en zijn koningsgraf KV57 in het Dal der koningen in Thebe.
Hij heeft een enorme toevoeging gedaan in de tempel van Karnak ter ere van het festival van Opet. 
Hij heeft namelijk de 2e pyloon gebouwd en de 9e pyloon en de 10e pyloon afgebouwd die al door Amenhotep III was begonnen.

47-0
47-0a

47-0b
47-0c

47-0d
47-0e

47-0f
47-0g

Grote Hypostyle Zaal

De Grote Hypostyle Zaal bevindt zich in het tempelcomplex van Karnak, in het district Amon-Re.
De structuur werd gebouwd rond de 19e Egyptische dynastie (ca. 1290-1224 v. Chr.).
De Hypostyle Hall heeft een oppervlakte van 5.000 m2.
Het dak, nu gevallen, werd ondersteund door 134 kolommen in 16 rijen.
De 2 middelste rijen zijn hoger dan de andere en zijn de 10 meter in omtrek en 24 meter hoog en gebouwd door Amenhotep III
De 134 papyruskolommen vertegenwoordigen het oorspronkelijke papyrusmoeras waaruit Atoem, een zelfgeschapen godheid, opstond uit de wateren van Nun aan het begin van de schepping.
De noordkant van de hal is versierd in reliëf en was voornamelijk het werk van farao Seti I.
De zuidkant van de hal werd voltooid door Ramses II, in verzonken reliëf, hoewel hij aan het begin van zijn regeerperiode verhoogde reliëfs gebruikte voordat hij overging op de stijl van verzonken reliëf en zijn eigen verhoogde reliëfs opnieuw bewerkte.

48-0

Ramses II eigende zich ook de decoratie van zijn vader toe langs de belangrijkste noord-zuid- en oost-west processiewegen van de hal, waardoor de toevallige toeschouwer het idee kreeg dat hij verantwoordelijk was voor het gebouw.
De meeste reliëfs van Seti I in het noordelijke deel van de zaal werden echter gerespecteerd.
Op de buitenmuren zijn gevechtsscènes afgebeeld, Seti I in het noorden en Ramses II in het zuiden.
Hoewel deze reliëfs religieuze en ideologische functies hadden, zijn ze belangrijke verslagen van de oorlogen van deze koningen.
Op een andere muur naast de zuidelijke muur van de hal staat een verslag van het Egyptisch-Hettitische vredesverdrag van Ramses II dat hij in jaar 21 van zijn regering ondertekende.
In 1899 stortten elf van de massieve kolommen van de Grote Hypostyle Zaal in een kettingreactie in, omdat hun fundamenten werden ondermijnd door grondwater.
Georges Legrain, die toen de belangrijkste archeoloog in het gebied was, hield toezicht op de wederopbouw die in mei 1902 werd voltooid.
Later moesten soortgelijke werkzaamheden worden voortgezet om de rest van de zuilen van de tempel te versterken.
Waarom heeft Seti I de hal gebouwd.
Het hof wat daarna ontstond tussen de 3de en 2de pyloon is opgevuld door Seti I en zijn zoon Ramses II met de grote Hypostyle hal en het plan daarachter was dat zijn Grote Hypostyle Zaal Amun-Re een rustpauze zou geven voordat hij zelfs maar zijn eigen 'woonkamer' had verlaten.
Architraaf-inwijdingsteksten in het schip beschrijven de hal als een rustplaats en een plaats van verschijning voor de Heer van de Goden Amon, met Mut en Chonsu om hem te volgen, om te rusten in zijn monument.
Seti beweert dat hij het heeft gebouwd als een prachtige rustplaats voor het Goddelijke barken waarin Amon kan rusten en als een plaats van verschijning voor de Heer van de Goden tijdens zijn jaarlijkse feest.

48-0a
48-0b

48-0c
48-0d

48-0e

Koning Ramses II

3e koning van de 19e dynastie.
Troon naam User maat-re wat betekend, “De rechtvaardigheid van Re is sterk, gekozen door Re
Zoon en opvolger van Seti I en kleinzoon van Ramses I de familie was niet van koninklijken bloede maar daar Horemheb geen opvolgers had was zijn grootvader die Vizier van de noord-Egypte was en een goede bekende van de koning uitverkoren om hem op te volgen en vooral ook omdat deze nieuwe koning een zoon had en al een kleinzoon zodat de opvolging voorlopig veilig was.
Ramses II heeft gebouwd in de hypostyle hal ter ere van het Opet festival en vele prachtige reliëfs achtergelaten op de muren.
Maar hij heeft ook de 1ste hof en pyloon en prachtige beelden en obelisken laten bouwen bij de Luxor tempel daardoor heeft de Luxor tempel het aanzien wat wij vandaag van de tempel kennen.

49-0

49-0a

49-0b
49-0c

49-0d
49-0e

49-0f
49-0g

49-0h
49-0i

49-0j
49-0k

49-0l
49-0m

49-0n
49-0o

49-0p
49-0q

49-0r
49-0s

Ramses III

De Tempel van Khonsu is een oude Egyptische tempel.
Het is gelegen in het grote district Amun-Re in Karnak, in Luxor, Egypte.
Het gebouw is een voorbeeld van een bijna complete tempel uit het Nieuwe Rijk en werd oorspronkelijk gebouwd door Ramses III op de plaats van een eerdere tempel.
De poort van deze tempel bevindt zich aan het einde van de sfinxlaan die naar de Luxortempel liep.
In de Ptolemeïsche tijd bouwde Ptolemaeus III Euergetes een grote toegangspoort en omheiningsmuur voor de tempel, alleen de gateway blijft nu over.
Inscripties op het voorplein van de tempel zijn gemaakt in de tijd van Herihor.
De hypostyle hal is gebouwd door Nectanebo I en is niet groot, binnen werden twee bavianen gevonden die lijken te zijn uitgehouwen in de tijd van Seti I.
Het behoorde waarschijnlijk tot het eerdere gebouw op de plek.
Er zijn talloze blokken met ongeëvenaarde en omgekeerde versieringen te zien, die de hoeveelheid reconstructie en hergebruik van materiaal uit de omliggende tempelcomplexen laten zien, vooral in de Ptolemeïsche tijd.

 

51-0

51-0a
51-0b

51-0c
51-0d

51-0e

Medinet Habu

Ook Ramses III liet in zijn tempel van miljoenen jaren in Medinet Habu het festival op de muur afbeelden.
De koninklijke boot werd gevolgd door de drie godenbarken en verscheidene andere boten.
Het ging vergezeld van zangers en zangeressen en dansers en danseressen, sommigen met muziekinstrumenten en anderen met palmbladeren waarmee ze wuifden.
Het laat zien hoe vrolijk dit festival was en hoeveel plezier men had tijdens het vieren.

De algemene bevolking lijkt te hebben kunnen observeren vanaf de rivieroevers en sommigen hadden mogelijk beperkte toegang tot het voorste deel van de tempel.
Feestvierders kunnen de gebeurtenis ook op andere locaties hebben waargenomen, zoals de dodentempel van Ramses III in Medinet Habu.

51-7
51-7a

51-7b
51-7c

51-7d
51-7e

Herihor

Orakelachtige manifestaties van Amon kunnen ook plaatsvinden tijdens het festival, waarbij evenementen van de festivalprocessie verder in verband worden gebracht met de bevolking.
Tijdens het tweede regeringsjaar van een heerser uit de late 21e dynastie weigerde de bark van Amon zijn heiligdom te verlaten voor het Opet-festival, dat uiteindelijk vijfenzestig dagen later dan normaal plaatsvond, op dag 23 van Khoiak, nadat de priester wiens overtredingen de aanleiding waren voor de vertraging was verschenen voor een rechtbank.

52-0

52-0a
52-0b

52-0c
52-0d

52-0e
52-0f

52-0g
52-0h

52-0i
52-0j

52-0k

Piankhi Piye

De laatste dag van het festival vond plaats in maand drie van Akhet dag 2 Hathyr.
Tijdens Piye's (25ste dynastie) bezoek aan Thebe, zou het feest net beginnen en als Nubische koning heeft hij deelgenomen aan het festival voordat hij zijn reis naar het noorden zou hervatten
Het festival lijkt te zijn doorgegaan in de Romeinse tijd en echo's daarvan kunnen hebben overleefd in Koptische en islamitische vieringen.
Het oude festival overleeft op het huidige feest van Sjeik Yūsuf al-Haggāg, een islamitische heilige man wiens boot rond Luxor wordt gedragen ter ere van zijn leven.

53-0

Napata, Piankhi (of Piye, 747-716, 25e dynastie) die de Ethiopische invasie van het land leidde en wilde profiteren van de schok die daar was ontstaan.
Deze laatste was de zoon van Kachta (760-747).
Hij vertrok met zijn leger vanuit zijn hoofdstad Napata en plaatste snel de regio Thebe onder zijn controle.
Hij benoemde zijn zuster Amenardis I tot “Goddelijke Aanbidster van Amon” (v.740-720) om de geestelijkheid beter onder controle te kunnen houden.
Hij werd gekroond in Thebe en werd "de Horus die de twee landen verenigde"
In 747 werden drie nieuwe koninkrijken die al bestonden, naast die van Tanis en Leontopolis, onafhankelijk in Egypte.
De eerste uit de stad Herakleopolis, geleid door Payeftjaouembastet (754-720) die de koninklijke titel aannam.
De tweede in Hermopolis Magma, geleid door Nimlot III (747-725) en de derde in Lycopolis, geleid door Padimenti I (747-715).
Egypte had toen maar liefst vijf koningen die nauwelijks werden erkend door de Grote Leiders van de noordelijke provincie.
Ioupout II van Leontopolis sloot een bondgenootschap met de koning van Tanis, Osorkon IV (730-715, 22e dynastie) en vervolgens met de koning van Sais, Tefnakht I (727-716, 24e dynastie) om te proberen de opkomst van de koning van Saïs te dwarsbomen.

53-0a
53-0b

53-0c
53-0d

53-0e
53-0f

53-0g
53-0h

53-0i
53-0j

53-0k

Het vervoer van Karnak tempel naar Luxor tempel door de jaren.

De farao haalde het cultusbeeld van Amon-Ra op vanuit de godenschrijn in het sanctuarium in Karnak tempel.
Vervolgens begaf de barkprocessie zich via de zuidelijke uitgang van de tempel van Karnak naar de tempel van Luxor.
Voor het vervoer van het ka-beeld van de farao werd ook een bark gebruikt.
Onderweg werden de barken met de cultusbeelden van Chonsu en Mut bij hun tempels opgehaald.
De route over land verliep via een processieweg die later zou worden omzoomd met sfinxen.
De sfinxen allee
Gebouwd door de 30e dynastie koning Nectanebo I (380-362 voor Christus), de laan is 2.700 meter lang en 76 meter breed en geflankeerd met beelden in de vorm van sfinxen met menselijke hoofden. 
Onder de allee van Nectanebo I zit nog de originele weg van koningin Hatshepsut.
Koningin Hatshepsut schreef in haar rode kapel in de tempel van Karnak dat ze tijdens haar regering zes kapellen bouwde die waren gewijd aan de god Amun-Re en benadrukte dat het lang een plaats van religieuze betekenis was
De “Avenue of Sphinxes” is een van de belangrijkste archeologische en religieuze paden in Luxor, omdat het de locatie was van belangrijke religieuze ceremonies in de oudheid, met name het prachtige feest van Opet.
Langs de laan waren oorspronkelijk 1350 sfinxen, veel van de stenen bewakers zijn tijdens de Romeinse tijd en de Middeleeuwen verwijderd en hergebruikt
De opgraving bracht ook reliëfs en de cartouches van verschillende koningen en koninginnen aan het licht.
Een van de reliëfs draagt de naam van koningin Cleopatra VII.
Dr. Hawass gelooft dat deze koningin deze weg waarschijnlijk heeft bezocht tijdens haar Nijlreis met Mark Anthony en restauratiewerkzaamheden heeft uitgevoerd die waren gemarkeerd met haar cartouche.
Overblijfselen van de kapellen van koningin Hatshepsut, die door koning Nectanebo I werden hergebruikt bij de constructie van sfinxen, zijn gevonden, samen met een verzameling Romeinse gebouwen - overblijfselen van wijnfabrieken en een enorm reservoir voor water
In Beschrijving de l'Égypte (1809) wordt de Sfinxenlaan beschreven als 2000 meter lang, omzoomd met meer dan 600 sfinxen.
Georges Daressy meldde in 1893 dat bij Luxor de weg begraven ligt en niet kon worden uitgegraven omdat hij onder het grondwaterniveau lag, terwijl bij Karnak bijna een kilometer ervan zichtbaar is.
Het eerste spoor van de laan (in Luxor) werd gevonden in 1949 toen de Egyptische archeoloog Mohammed Zakaria Ghoneim acht beelden ontdekte in de buurt van de Luxortempel, met nog eens 17 beelden blootgelegd tussen 1958 en 1961 en 55 opgegraven tussen 1961 en 1964, allemaal binnen een omtrek van 250 meter.
Van 1984 tot 2000 werd uiteindelijk de volledige route van de loopbrug bepaald, waarbij het aan de onderzoekers werd overgelaten om de weg bloot te leggen.
De originele beelden staan langs de weg en zijn verdeeld in drie vormen:
De eerste vorm is het lichaam van een leeuw met een ramskop, opgericht op een gebied van ongeveer 300 meter tussen de Karnak-tempel en het district Mut tijdens het bewind van de heerser van het Nieuwe Rijk Toetanchamon.
De tweede vorm is een volledig ramstandbeeld, gebouwd in een afgelegen gebied tijdens de achttiende dynastie van Amenhotep III, voordat het later werd overgebracht naar het Karnak-complex.
De derde vorm die het grootste deel van de beelden omvat, is een beeld van de Sfinx (lichaam van een leeuw en hoofd van een mens), de beelden strekken zich uit over een mijl tot aan de Luxortempel.


56-0a


56-0c

56-0d
56-0e

56-0f
56-0g

56-0h
56-0i

56-0j
56-0k

56-0l
56-0m

56-0n
56-0o

56-0p
56-0q

56-0r
56-0s

56-0t
56-0u

56-0v
56-0w

56-0x
56-0y

Verschillende sfinxen

Langs de sfinxen allee staan sfinxen en vanaf het kruispunt wat naar de Luxor tempel gaat hebben er 1400 gestaan.
Maar er komen op dat kruispunt 3 paden bij elkaar.
Het pad van de Chonsu tempel, het pad van de 10e pyloon en de Mut tempel en dan het lange pad dat naar de Luxor tempel loopt.
Maar let op de sfinxen, er zijn hier 3 verschillende soorten sfinxen de sfinxen vanaf de Chonsu tempel zijn oorspronkelijk gemaakt door koning Amenhotep III maar hij heeft ze daar niet origineel neergezet wie dat heeft gedaan zal altijd een raadsel blijven.
Maar dit zijn echte Ramssfinxen ze hebben niet alleen de kop van een Ram maar ook hun lijf is van een Ram.
Het pad van de tiende pyloon naar de Mut tempel is voorzien van sfinxen tijdens de regering van Toetanchamon en dit zijn sfinxen met een leeuwenlichaam en een Ramskop en dan de 3e soort sfinxen loopt van de Mut tempel tot het kruispunt en daarna naar de Luxor tempel deze sfinxen zijn neergezet door koning Nectanebo I en het zijn leeuwenlichamen met een mensenhoofd misschien die van Nectanebo I.

 

57-0b
57-0c

57-a

Opet was echter niet alleen een feest van koninklijke identificatie met Amon.

De rivierprocessie en de goddelijke geboortekamer worden in het late tempelritueel de navigatie van een god of godin naar de andere om de eenheid te voltooien die zal resulteren in de goddelijke geboorte van de afgebeelde kindgod - door te lenen van de koninklijke iconografie van het nieuwe koninkrijk - in de geboortekamer van de tempel, de mammisi.

58-0

Opet was ook een hieros-gamos een goddelijk huwelijk, met als resultaat de vernieuwing van Amon in de persoon van zijn steeds vernieuwende menselijke vat, de regerende koning.
Zoals de Amun-Min-processie de fysieke heerser in verband bracht met zijn voorgangers zo vierde het Opet Festival de vernieuwing van de ka-force van Amon en de overdracht van de geest van koningschap in het eeuwige heden.
De meest duidelijke voorstellingen dateren uit de tijd van koningin Hatshepsut uit de 18e dynastie in het Nieuwe Rijk.
Ze zijn te zien in de Rode Kapel in de tempel van Karnak.
De bark van Amon-Ra werd daar destijds bewaard.
Het voornaamste doel van het Opet-festival was de verjonging van de ka-ziel van de regerende farao, tevens zou zijn koningschap worden vernieuwd.
Hiervoor was een ‘heilig huwelijk’ tussen de goden Amon-Ra en Mut nodig.
Dit huwelijk diende ieder jaar opnieuw plaats te vinden in de ‘zuidelijke harem’, een aanduiding voor de Luxortempel.
Ook de geboorte van de maangod Chonsu speelde hierbij een belangrijke rol.

58-0b
58-0c

58-0d
In de Kamer van de Goddelijke Koning werd de koning, nadat hij ritueel was gereinigd, opnieuw gekroond.
Een priester die de rol van Amon-Ra op zich nam, zette een voor een de verschillende kronen op het hoofd van de koning.
Daarbij verifieerde hij dat de kroon paste en dat de koning klaar was om de verantwoordelijkheden van het koningschap op zich te nemen.
Tijdens iedere kroning knielde de koning voor Amon-Ra, met zijn rug naar de god toe, en Amon-Ra plaatste dan zijn handen op het hoofd of op de kroon van de koning.
Dit is het beschermde gebaar van het ka-teken.
Door deze handoplegging werd de koninklijke ka overgedragen van vader op zoon.
Dit ritueel verjongde de farao.

58-9

Deze symboliek werd kracht bijgezet door een scène op de wand waarbij de koning de borst krijgt van een godin.
Na deze verjonging werd het ka-beeld van de koning uit de bark genomen.
Het ging vervolgens onder begeleiding van de koning en de belangrijkste priesters samen met de vergulde schrijn met daarin het cultusbeeld van Amon-Ra naar het eindpunt van de route van het Opet-festival: het sanctuarium van de tempel.
Terwijl priesters heilige teksten voordroegen, presenteerde de koning belangrijke offers aan de god.
Na dit ritueel opende de koning de schrijn van Amon-Ra.
Onmiddellijk weerkaatste de glorie van de god op de koning waardoor hij een herboren godheid werd.
Daarna knielde de koning nog eenmaal voor de god, deze keer met zijn gezicht naar hem toe, dat was het moment waarop Amon-Ra de koning definitief zou kronen.

58-9a

Na afloop van het festival toonden de farao en de priesters zich weer buiten aan het verzamelde publiek om te laten zien dat de kracht en de ka van de farao waren verjongd en vernieuwd.
Het publiek had al die tijd in spanning staan wachten en zal op dat moment in juichen zijn uitgebarsten.
Nog dagen daarna vierden mensen in het hele land de vernieuwing van de schepping, waarbij ze zich overgaven aan ongeremde feestviering.
Ten tijde van Hatshepsut duurde het Opet-festival ongeveer elf dagen.
Amenhotep III liet Amon-Ra zowel op de heen- als op de terugreis per bootreizen. In die tijd was het zeker dat zowel zijn echtgenote Moet als hun zoon Chonsu met hem mee reisden.
In het begin reisden zij nog met Amon-Ra op zijn boot, maar al snel kregen zij elk hun eigen boot.

58-9b

580a

Terug naar Karnak

De wegen van Aker verwijzen naar de oost/west-as van de zonnereis, parallel aan de 'koninklijke' zuid/noord-as van het eerste nummer.
De liederen associëren de festivalreis met de loop van de zon en verwijzen tegelijkertijd naar seksualiteit.
Het "beste van goede dingen" vindt weerklank in het Nieuwe Rijk liefdespoëzie, een term voor de voltooiing van seksuele eenheid.
Een ander detail dat het seksuele aspect van het festival bevestigt, is een verklaring van een priester die vooroverbuigt en de bark van Amon toespreekt die aan het einde van het Opet-festival uit de Luxortempel tevoorschijn komt: "Hoe moe is de kakelende gans!".

Deze korte verklaring zinspeelt op de scheppingskreet die de grote kakelaar aan de oostelijke horizon uitsprak, passend bij de gansvorm van Amon terwijl de godheid zich voorbereidt om naar Karnak te varen.
De zingende priesters en priesteressen worden vergezeld door dansende buitenlanders, soldaten die verkleed zijn als Libiërs en werpstokken gebruiken als klepels en Nubiërs die springen en zwaaien in een soort militaire dans met knuppels.
De aanwezigheid van Nubiërs en Libiërs is waarschijnlijk bedoeld om de groepen op te roepen onder wie de zonnegodin onlangs heeft vertoefd.
Ook begeleiden acrobatische dansers de festivalprocessie, de achteroverleunende dans die tegelijk een evocatie is van de dans van de vier winden en een vertoning van erotiek.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Eerder verschenen van deze auteur:
Mysteries uit het Oude Egypte
-             Achter het masker van Toetanchamon deel I
-             Achter het masker van Toetanchamon deel 2
-             De ondergang van het Nieuwe Rijk
-             Het leven en werk van Howard Carter
-             Geologie van de wereld en het ontstaan van Egypte in een notendop
-             Horemheb van soldaat tot farao van Egypte
-             Van Koptos via de Wady Hammamat naar Poent

Goden & rituelen
-             In het voetspoor van de godin Hathor
-             Isis en Osiris, in de Egyptische en Hellenistische tijd

Egypte gezien door het oog van Horus (Reisgidsen)
-             Deel 1   : Omgeving Aswan, van Aboe Simbel tot in Kom Ombo
-             Deel II  : Luxor en omgeving, van Edfu tot Assioet
-             Deel III : Minya en omgeving, van Assioet tot aan Dashur
-             Deel IV : Sakkara en omgeving, van Dashur tot aan Abu Roash
-             Deel V  : Caïro, van Fustat tot Caïro
-             Deel VI : De Delta
-             Deel VII: De woestijnen en hun oases

Kookboeken

  • Bel Hana wil Shiva Wa Alf Hana (Eet smakelijk met duizend geneugten)

Recepten en achtergronden van het oude en moderne Egypte

  • Olette’s keuken – De Egyptische keuken deel 1
  • Olette’s keuken deel 2, Macedonische-Griekse keuken, Romeinse-Italiaanse keuken en Ottomaanse-Turkse keuken

Over deze boeken kunt u alles weer vinden via Facebook:
Zoek naar: Olette's boekenplank
Of email naar: olettesboekenplank@gmail.com

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
Doorzoek de Egypte site

 

Sphinx

Beginpagina algemeen Beginpagina Farao's Beginpagina Goden

Contactformulier

Overzicht van de dynastieën

Alle farao's op een rijtje

De Koningslijsten

Verklaring van enkele begrippen

De oude Egyptische boeken

Beschrijvingen van historische plaatsen

Beschrijvingen van enige Egyptologen

Beschrijvingen van belangrijke vondsten

Fotoalbums

Reisverslagen Egypte